Onderzoek met bronnen
‘Ik had mijn eigen huid in mijn handen’
Duizenden arbeidsmigranten werken in Nederland onder ellendige omstandigheden waaraan ze zich niet kunnen ontworstelen. Arbeidsinspectie, politie en Openbaar Ministerie schieten te kort.
Het geschreeuw uit de keuken van een Chinees restaurant in Utrecht zwelt aan. De stemming wordt akelig. Ongemakkelijk pakken klanten hun jas en verlaten het restaurant zonder hun bami- en rijstbestellingen. Dan vliegt de tussendeur open.
Een kok met striemen en krassen op zijn keel stormt schreeuwend voorbij de lege stoelen en tafels. Zijn baas snelt achter hem aan en probeert hem binnen te houden. Tevergeefs: kok Wu worstelt zich naar buiten en landt midden op straat. Hij tiert en schopt de baas van zich af. Aan de overkant belt de eigenaar van een bar het alarmnummer. Kort daarna buigen ambulanciers en agenten zich over de Chinese kok. Wu’s baas kijkt over hun schouders mee en snauwt in het Mandarijn: ‘Het is het beste als je niet lang meer in Nederland blijft.’
Drie jaar later ontmoeten we Wu in de koude spreekkamer van zijn hulpverlener; hij is er nog. Zijn zwarte jas houdt hij aan en tijdens het praten wrijft hij nerveus in zijn handen vol eelt en brandplekjes. Hij vertelt waarom zijn toenmalige baas zijn nagels diep in zijn keel plantte: ‘Ik moest etensresten van de vorige klant op een nieuw bord leggen. Ik zei dat ik het niet kon.’
Word nu Vriend van Investico en versterk de onderzoeksjournalistiek in Nederland
Op dat moment is Wu’s Nederland nauwelijks groter dan het restaurant: hij werkt elf uur per dag, zes dagen per week en slaapt boven de keuken in een kamertje met een collega-kok. Volgens het contract dat hij in China tekende, zou hij vijftienhonderd euro per maand ontvangen. Maar hij krijgt niet meer dan achthonderd. Van dat laatste houdt zijn baas ook nog een percentage in voor de verplichte zorgverzekering. Later mag Wu zelf de boete van 343 euro ophoesten, als blijkt dat die verzekering nooit is afgesloten.
Van het geld dat overblijft moet hij zijn ouders, vrouw, kind en schoonvader in China onderhouden en tegelijkertijd zijn schulden afbetalen: negenduizend euro aan vliegtickets en bemiddelingskosten. Gedurende zijn Nederlandse carrière gaat hij wel meer verdienen. Daar staat tegenover dat zijn baas hem fysiek begint te kwellen. ‘Gewoon slaan was aan de orde van de dag. Als hij slecht gehumeurd was, leefde hij zich op me uit.’ Drie keer krijgt hij naar eigen zeggen een ‘echt harde klap’. Nederlands spreekt Wu niet. Hij kent hier niemand en terug naar China is door de openstaande schuld geen optie.
Na de worsteling met de baas doet Wu aangifte van arbeidsuitbuiting, waar zeven maanden later antwoord op komt van het Openbaar Ministerie. Geen zaak, verduidelijkt zijn advocaat. Wu’s voormalige collega-kok, eveneens geheel afhankelijk van de baas, spreekt Wu’s verklaring tegen. De baas blijkt alle loonstrookjes bovendien keurig op orde te hebben: met de cijfers is niets mis en alle belastingen zijn betaald. Dat meerdere getuigen de schrammen in Wu’s nek hebben waargenomen doet er niet toe; Wu’s woord is het enige dat overblijft en daarmee win je geen strafzaken.
Niettemin is de onderbetaalde en mishandelde Wu slachtoffer van arbeidsuitbuiting. Zijn baas zette grote druk op hem om veel te lange dagen te maken. Hij kon daar nauwelijks tegenin gaan omdat hij – zoals de wet het omschrijft – in een kwetsbare positie verkeerde: hij was voor zijn verblijfsvergunning afhankelijk van zijn onderbetaalde werk. Bovendien behaalde zijn baas opzettelijk economisch voordeel uit het werk dat hij op die manier verrichtte. Maar Wu had pech: er waren geen getuigen. Die pech is geen bijzonderheid. Volgens de officiële schatting uit 2017 worden er jaarlijks zo’n tweeduizend mensen uitgebuit in Nederland buiten de seksindustrie. Een onwaarschijnlijk laag aantal, alleen al omdat in ons land naar schatting minstens 35.000 illegalen of ongedocumenteerden wonen en werken, en er duizenden legale arbeidsmigranten zijn die vaak afhankelijk blijven van de welwillendheid en het fatsoen van hun werkgevers.
Onzichtbare uitbuiting
Het cliché wil dat moderne slavernij onzichtbaar en ongrijpbaar is, zoals in bedompte naaiateliers in verre landen. De realiteit is echter dat we niet naar het buitenland hoeven voor slavernij-achtige omstandigheden. Ook in Nederland worden op dit moment duizenden werknemers uitgebuit, voornamelijk arbeidsmigranten die veel te weinig betaald krijgen, onder ellendige omstandigheden werken en zich niet aan die situatie kunnen ontworstelen. Buiten het criminele circuit en de seksindustrie vindt het vooral plaats in de kassen, (spoel)keukens van restaurants, op schepen, bouwplaatsen en bij mensen thuis, in de vorm van huishoudsters en au pairs.
Zes maanden lang onderzocht Platform voor onderzoeksjournalistiek Investico voor De Groene Amsterdammer arbeidsuitbuiting en de structuren die het in stand houden. We spraken met slachtoffers, uitbuitingsbestrijders en deskundigen en volgden drie uitgebuite mensen in hun zoektocht naar een vorm van gerechtigheid. Dat recht blijkt zeldzaam: per vijftig meldingen van arbeidsuitbuiting volgt maar één veroordeling, becijferden we. Het grensgebied tussen arbeidsuitbuiting en slecht werkgeverschap blijkt voor de betrokken overheidsdiensten vaak te ingewikkeld om corrigerend op te treden.
De aanpak van mensenhandel en de bescherming van rechten van arbeidsmigranten schieten te kort, blijkt uit ons onderzoek. Sterker: ook de overheid zelf draagt bij aan uitbuiting door met wettelijke regelingen kwetsbare migranten naar Nederland te halen, en hen vervolgens over te laten aan de grillen van hun werkgevers. Voor uitbuiters zijn de opbrengsten groot en is de pakkans klein. Het loont om een gokje te wagen.
Tuinbouw
Bij het benzinestation in de Haagse Schilderswijk rolt de bakker rond half zes ’s ochtends de luiken omhoog. De geur van vers brood bereikt tientallen Bulgaren die in de regen staan te wachten tot ze opgehaald worden. Ze ontbijten met böreks, vette pasteitjes met kaas. Grijze en witte busjes rijden af en aan om mensen op te pikken. Soms staat de naam van een uitzendbureau erop, meestal niet. Op deze maandagochtend tellen we zeker honderd busjes die de tijdelijke krachten naar hun werk brengen.
Ze werken in de ‘bloemen’ of ‘tuin’, vertellen enkele Bulgaren in gebrekkig Nederlands of Engels. Een Poolse man schiet schrikachtig weg als we hem proberen aan te spreken. Op de hoek tegenover het tankstation staat een Bulgaarse man. ‘Ik wacht op werk’, zegt hij. Hij zoekt vlijtig door zijn koperen muntjes om ons een kopje koffie van vijftig cent aan te bieden. Een busje haalde zijn vrouw al op voor haar schoonmaakwerk. Hij hoopt dat er ook voor hem vandaag een busje stopt, zodat hij kan werken als schilder. Het werk hier is informeel, afhankelijk en onzeker. Het is elke dag maar afwachten of je een klus krijgt en ook of je uitbetaald wordt, zegt hij. ‘You work all week and then: no pay.’ Een uur later staat hij er nog.
De tuinbouw in Nederland draait al decennia op het werk van arbeidsmigranten. Duizenden bureautjes zijn actief in een lucratieve markt waar jaarlijks tienduizenden arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa werken. Mocht een van hen zonder werk komen te zitten, dan is op de informele arbeidsmarkt in de Schilderswijk in Den Haag vaak wel een baantje te vinden door rond te vragen in een café of winkel, vertelt Mohamed Dahmani, consulent agrarisch groen bij de vakbond FNV. ‘In de jaren zeventig gebeurde dat met Marokkanen en Turken. Nu vooral met Polen, Roemenen en Bulgaren.’
Twintig jaar geleden moest een uitzendbureau nog een vergunning hebben. Toen waren er koppelbazen omdat veel ondernemers de uitzendkrachten te duur vonden. ‘Onder sommige koppelbazen had het werk in de kassen veel weg van moderne slavernij’, zegt Dahmani. Nu iedereen zich voor vijftig euro kan inschrijven als uitzendbureau bij de Kamer van Koophandel zijn er daar zo’n 3600 van. Veel van hen zoeken de grenzen van de wet op om zo veel mogelijk te verdienen aan hun uitzendkrachten. Zo lieten we in ons artikel twee weken geleden zien hoe Albert Heijn-flexwerkers via uitzendbureau OTTO werken onder hoge druk voor een onzeker loon, terwijl ze weggestopt worden in het bos of aan de rand van de stad. De afgelopen jaren heeft de overheid geprobeerd met meldpunten en regelgeving gesjoemel in de sector aan banden te leggen. ‘Maar elke keer als de regels veranderen, komen de uitzendbureaus weer met iets nieuws’, stelt Dahmani.
Tariq kwam via-via aan zijn werk in de kassen. Als we hem ontmoeten bij Özdemir advocaten in Den Haag geeft hij zijn jas mee aan de receptioniste maar houdt zijn handschoenen aan. De pleister op zijn kin bedekt deels een litteken. Op zijn achterhoofd heeft hij een kaal plekje waar zijn haar is weggebrand. Hij schudt de hand van zijn advocaat. Tariq beweegt als een oudere man, maar is pas 24. In Marokko deed hij mee aan taekwondo-toernooien, vertelt hij. Hij glimlacht. ‘Ik mis het fysieke heel erg.’ Zijn oogleden zijn naar beneden getrokken door de littekens, waardoor hij zijn ogen niet meer helemaal kan sluiten. Het maakt slapen moeilijk.
Begin 2015 betaalde Tariq smokkelaars om hem naar Nederland te brengen. In een rubberbootje maakte hij de oversteek naar Spanje en vanuit daar reisde hij door naar Nederland. Hij sliep bij kennissen of op straat. ‘Zodra ik mensen Marokkaans hoorde praten, probeerde ik ze aan te spreken.’ Soms kon hij klusjes doen voor een marktkoopman. Toen kreeg hij te horen dat er misschien een plekje voor hem was in de kassen. In de biologische paprikateelt, in het plaatsje Erica, in de buurt van Emmen.
Na twee dagen proefdraaien deed de baas hem een aanbod: huisvesting bij de kassen en een klein salaris, in ruil voor klusjes op en rond het terrein. Het zware plukwerk deden de Poolse uitzendkrachten wel. Tariq zou meer een manusje-van-alles zijn. Dat klonk goed. Dit was een keurig biologisch bedrijf, deel van een telerscollectief dat onder meer leverde aan Albert Heijn. Opgelucht stapte hij in de auto naar Drenthe. Onderweg wendde de baas zich tot hem met een ernstige boodschap. ‘Hij zei: “Loop niet alleen over straat, blijf zo veel mogelijk thuis en kom niet onnodig in contact met anderen.”’ (Tariqs baas heeft aangegeven niet te willen ingaan op de inhoud van dit artikel.)
Vijftig tot tachtig uur per week bewaakte Tariq de kassen, hielp met laden en lossen en maakte de wc’s schoon. Ook moest hij in de gaten houden of de andere werknemers zich gedroegen. Tijdens de lunch zat hij apart van zijn collega’s in de kantine. Toen hij aankaartte dat hij wel erg veel werk moest doen kreeg hij te horen dat hij zich rustig moest houden. ‘Dat zou beter voor me zijn’, vertelt hij. Geld om terug te gaan had hij niet. Bovendien had de baas hem beloofd dat hij in de toekomst nog een paar duizend euro zou krijgen.
Om de grond vrij te maken van schimmels en bodemziekten gebruiken landbouwbedrijven vaak stoom. Tariq werkte er elke zaterdag mee. Stoom van meer dan honderdtwintig graden spuit vanuit buizen in de grond omhoog en wordt gevangen onder een strakgetrokken plastic zeil. Soms verdeelt de stoom zich niet goed. Dan moest Tariq met zijn voet op de bolling in het zeil duwen. Training of instructie heeft hij nooit gehad. ‘Ze zeiden gewoon: ga aan de slag. Ik wist niet dat het gevaarlijk was.’
Tegen het einde van het seizoen was het zeil in slechte staat, met minuscule scheurtjes in het plastic. Bovendien kwam er te veel stoom uit de buizen. Het vereist specialistische kennis om goed en veilig te stomen. Een kenner zou misschien hebben gezien dat de situatie niet in orde was. Maar experts zijn duur. En dus moesten Tariq en een collega het maar doen. Tariq wist van niets toen hij een grote luchtbel probeerde weg te trappen.
Huishoudelijk werk
Vanuit het raam van de McDonald’s staart Nurul, een Indisch uitziende vrouw met een roze hoofddoek, naar de voorbij rijdende trams en fietsers. Het is een decemberavond in het centrum van Amsterdam. Tegenover haar zit een tenger jongetje van acht jaar. Zijn gezicht wordt verlicht door de telefoon waarop hij speelt. Tussen de voortdurend in en uit lopende toeristen en rondrennende kinderen wachten ze tot ’s avonds laat. Dan pas kunnen ze hun kamer in stadswijk Osdorp in. Vanavond rond half tien durft Nurul daar weer naar binnen.
Voor de kamer die ze deelt met haar zoon, broer en nicht betaalt ze maandelijks 1100 euro. Maar de woningbouwvereniging controleert deze weken weer op illegale onderhuur, heeft ze gehoord. Als ze nu al naar huis gaat, is ze bang dat de vreemdelingenpolitie haar oppakt en terugstuurt naar Indonesië. Een week eerder zat ze met haar zoontje televisie te kijken, vertelt ze, toen rond zeven uur iemand aanbelde. Ze deed alle lampen uit en fluisterde: ‘Stil houden, niet praten, geen geluid.’ Niko bleef muisstil zitten. Na anderhalf uur waagde Nurul een kijkje door de deurspion en zag dat de gang leeg was. Maar wat, vraagt ze, als ze weer komen en het kind horen? ‘Je bent gelukkig een brave jongen’, zegt ze tegen Niko. Hij weet wat hij moet doen als er op de deur wordt gebonkt. Nurul zelf ook; ze heeft zich vaker moeten verstoppen.
In 2012 verschool ze zich onder een volle vuilniszak, vertelt ze, toen het Indonesische eethuisje waar ze werkte als keukenhulp werd bezocht door een belastinginspecteur en een dozijn politieagenten. Zonder te aarzelen dook ze een kastje in en bedekte zich met wat ze kon vinden. Toen er een muis tussen haar voeten door liep, deed ze haar best om niet te schreeuwen. ‘Vreselijk eng. Als ze je vinden, word je teruggestuurd.’ Na die avond nam ze ontslag en besloot alleen nog huishoudelijk werk te doen en uit het zicht te blijven van de politie.
Sindsdien werkt Nurul van maandag tot en met zaterdag parttime bij zeven adressen thuis, Nederlanders en Indonesiërs die haar tien tot dertien euro per uur beloven. Ze krijgt overal een vast bedrag maar moet vaak langer werken om klusjes af te maken, waardoor haar werkelijke uurloon lager ligt. Ziek zijn is geen optie, vakantie al helemaal niet. Ze onderhoudt Niko in haar eentje. Ook toen ze zwanger was moest ze doorwerken. Pas op de dag dat hij geboren werd bleef ze thuis. De bevalling was ‘een wonder’, zegt ze, want ze was toen al 39. ‘Na een week begon ik weer, dan droeg ik hem op mijn buik tijdens het schoonmaken.’
Al 23 jaar is Nurul zonder verblijfsvergunning in Nederland. In 1994 leek het een mooie kans om hier naartoe te komen als au pair. Ze was 23 en woonde bij haar moeder in Jakarta toen iemand vroeg of ze in Amsterdam wilde werken. Mehdat zou dat regelen, een man van Arabisch-Indonesische afkomst met een Nederlands paspoort. In een contract stond in het Indonesisch dat ze vijfhonderd gulden per maand zou krijgen en na twee jaar dienst nog eens vijfhonderd gulden en een retourticket. Ze zette haar handtekening en vloog met Mehdat naar Nederland. In Amsterdam paste ze op drie kinderen, kookte eten, deed de was, maakte schoon en werkte al gauw ook in de catering van het restaurant waar Mehdat werkte als kok. Na één maand liep haar toeristenvisum geruisloos af.
Het besef dat er iets is misgegaan komt langzaam, reconstrueert ze achteraf. Na twee jaar vermoedt ze dat er niets is geregeld voor haar terugkeer en nog een jaar later stelt ze vast dat ze geen afscheidsbonus zal krijgen. Ze stopt als au pair en vindt een schoonmaakadres. Soms werkt ze ’s avonds voor niets meer dan de fooi in het restaurant waar Mehdat kok is. Zonder verblijfspapieren kan ze geen bankrekening openen. Daarom geeft ze haar geld aan hem ter bewaring.
Bijna elke dag zoekt Mehdat haar op en geeft advies over overleven in Nederland. ‘Slechte mensen daar, hier. Overal staat politie, die gaat jou pakken en naar Indonesië sturen. En als je met andere mensen praat brengen ze je naar het red light district om achter het raam te staan.’ Haar smokkelaar benadrukt dat hij degene is die haar deze kans heeft gegeven, en dat ze wel iets terug moet doen. ‘Hij gebruikte mij. Hij mishandelde mij, ik voelde me waardeloos’, zegt ze. Ook het spaargeld dat ze bij hem in bewaring heeft gegeven verdwijnt. ‘Twaalf jaar heb ik gewerkt en gespaard. En die meneer heeft gewoon mijn geld, zevenduizend euro, alles, vergokt in het Holland Casino.’
Afhankelijkheidsrelatie
Hoe kan het zo ver komen? Masja van Meeteren is criminoloog en doet onderzoek naar arbeidsuitbuiting. De afhankelijkheidsrelatie tussen Mehdat en Nurul heeft ze vaker gezien bij ‘kleinschalige’ uitbuiting. ‘Er zijn gevallen dat het slachtoffer helemaal idolaat is van zijn of haar uitbuiter, en niet ziet dat hij wordt uitgebuit’, zegt ze. Het duurde lang tot Mehdat voor Nurul van zijn voetstuk viel: veertien jaar. De mechanismen lijken op de technieken die een loverboy gebruikt. ‘Iemand probeert vertrouwd te raken, als een tweede ouder of iets dergelijks.’ Uit plichtsgevoel of als vriendendienst werkt het slachtoffer dan overuren voor veel te weinig geld, soms met grote gezondheidsrisico’s.
En het is te simpel om te denken: maar dan gaan ze toch weg? Ook wanneer er geen vertrouwensrelatie is, zullen uitgebuite mensen niet snel hun situatie ontvluchten, zegt de criminoloog. ‘Fysiek gezien zit er bijna nooit iemand opgesloten. Het is vooral zo dat ze zelf geen realistische manier zien om weg te gaan.’ De illegaliteit van Nurul en Tariq maakt hen kwetsbaar; Wu’s schuld in China houdt hem afhankelijk van zijn uitbuiters.
Mochten de uitbuiters gepakt worden, dan wassen ze hun handen vrijwel altijd in onschuld. Bij rechtszaken bekennen zij zelden en voeren ze als verdediging aan dat ze iemand wilden helpen. Het was geen uitbuiting, het was naastenliefde. Van Meeteren voegt daaraan toe dat veel verdachten van uitbuiting in eerste instantie niet eens door hebben waarvoor ze zijn aangehouden: ‘Die werkgevers doen meestal wel meer dingen fout en denken dat het om iets anders gaat. Fraude bijvoorbeeld. Als ze dan horen waarvoor ze werkelijk in een verhoorkamer zitten, begrijpen ze het nog niet: “Ja, ik had wat van die immigranten, maar dan geef je me toch gewoon een boete?” Ze vinden zelf dat ze gewoon slim bezig waren.’
Cultureel uitwisselingsprogramma
Met twee regelingen werkt de overheid dit ‘slimme’ werkgeverschap in de hand. Zo kwamen er in 2017 ruim duizend au pairs naar Nederland via de ‘au-pairregeling’. Een ‘cultureel uitwisselingsprogramma’ dat in de huidige vorm sinds 2013 bestaat en volgens de overheid bedoeld is ‘om Nederland te leren kennen’. Vooral vrouwen van tussen de achttien en 31 jaar oud komen volledig legaal ‘kennismaken met de Nederlandse taal en cultuur’. Veel van hen komen uit de Filipijnen. Voor maximaal 340 euro in de maand plus kost en inwoning kunnen Nederlandse gezinnen een jaar lang iemand inhuren die voor de kinderen zorgt en het huis schoonmaakt. Maar alleen lichte taken, waarschuwt de overheid, het is geen vervanging voor een kinderopvang of huishoudelijke hulp.
Op het kerstfeestje van de Filipijnse migrantenorganisatie FILMISin Den Haag weerspiegelen de discolampen in de vele glitterjurkjes. Kinderen zoeven over de dansvloer met lichtgevende wieltjes onder hun sneakers. Vanaf de zijlijn kijkt een aantal Nederlandse mannen van middelbare leeftijd toe. Veel au pairs komen om hun eigen familie of kinderen te onderhouden, vertelt gastvrouw Bing Molabin. ‘Het komt voor dat het gastgezin misbruik van hen maakt. Dan moeten ze bijvoorbeeld extra avonden werken. Ik ken een au pair die het hele weekend thuis moest blijven omdat de familie op vakantie was en zij op de hond moest passen.’
Er bestaan al langer bedenkingen rond het au-pairprogramma. Zo blijkt uit een overheidsrapport in 2014 dat de lijn tussen culturele uitwisseling en onderbetaald werk erg dun is. Dertig procent van de au pairs werkt zo veel dat ze eigenlijk geen au pair meer te noemen zijn, maar huishoudelijk werker. In reactie op het rapport stelde het kabinet voor om dan op z’n minst een taalles in het uitwisselingsprogramma op te nemen en het maximaal aantal werkuren te verlagen van dertig naar twintig uur per week. De VVD noemde het voorstel ‘mal’ en ‘bizar’ en D66 snapte niets van de ‘rare regelzucht’. Het plan sneuvelde hetzelfde jaar al in de Tweede Kamer.
De controle op de werkomstandigheden van au pairs is minimaal. De arbeidsinspectie moet erop toezien dat de kindermeisjes niet te veel werken, maar mag alleen bij mensen thuis komen als er concrete signalen zijn dat de au pair meer werkt dan is toegestaan. De regeling geeft de au pairs een verblijfsvergunning voor een jaar. Ieder jaar opnieuw maken meer dan duizend jonge, buitenlandse vrouwen hier gebruik van. Of zij na dat jaar Nederland verlaten en niet in de illegaliteit verdwijnen, wordt niet actief gecontroleerd. ‘Uiteindelijk wordt iemand geacht om zelfstandig Nederland te verlaten’, zeggen medewerkers van de IND in een achtergrondgesprek. ‘Als we iedereen naar Schiphol moeten brengen en gaan uitzwaaien, hebben we nog wel een paar mensen nodig.’
Een groot deel van de Filipijnen is na hun au-pairjaar dan ook illegaal in Nederland gebleven, vertelt Molabin. Ze blijven hier werken of zoeken via andere wegen een verblijfsvergunning. Ze wijst naar de witte, wat oudere dates op het feestje: ‘De makkelijkste weg naar papieren is een man in je leven.’
De tweede speciale overheidsregeling is het Convenant Aziatische Horeca, ook wel het ‘wokakkoord’, dat sinds 2014 bestaat en werd verlengd in 2016. Wu kwam naar Nederland als kennismigrant via een voorloper van deze regeling. Hij is gediplomeerd kok en daar is een chronisch tekort aan in Aziatische restaurants. Nederlanders willen niet werken in deze specialistische keukens. Dat komt door ‘(het imago van) mindere arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden’ in vergelijking met de rest van de horecasector, schrijft de overheid in de toelichting op het convenant. Aziatische restauranthouders, op hun beurt, willen liever geen Nederlandse koks omdat die – nog steeds in de woorden van de overheid – ‘onvoldoende arbeidsethos’ hebben. Het convenant is een groot succes: tussen oktober 2014 en januari 2018 kwamen ruim vierduizend Aziatische koks naar Nederland.
De Nederlandse overheid heeft in dit verhaal de merkwaardige rol van uitbuitingsfacilitator. Ze informeert de koks en au pairs niet wat hun rechten zijn of waar ze die kunnen halen, noch is er enige vorm van serieuze nacontrole. Waardoor ze na aankomst vrijwel compleet afhankelijk zijn en blijven van hun werkgever.
Bewustwording
‘Mensen moeten om zich heen kijken en zich afvragen: wat gebeurt daar nou? Die bewustwording is belangrijk’, zegt Corinne Dettmeijer. Afgelopen november zwaaide ze na elf jaar af als Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld Tegen Kinderen. ‘Ik begon in 2006. Arbeidsuitbuiting werd in 2005 opgenomen in het Wetboek van Strafrecht’, zegt ze vlak voor haar laatste werkdag in de Binnenlandse Zaken-toren in Den Haag. In de beginjaren van haar rapporteurschap schortte het aan kennis over arbeidsuitbuiting bij de instanties die het moesten opsporen. Dettmeijer was toen een keer ongerust over de verbouwing van een huis in haar eigen straat; de busjes met buitenlandse bouwvakkers kwamen wel erg vroeg aan en vertrokken pas weer laat. Ze besloot er een melding van te maken bij de politie.
‘De agent die ik toen aan de lijn kreeg, zei: “Ach mevrouw, dat zijn buitenlanders, die doen dat zo.” Ik probeerde het nog een keer uit te leggen en zei dat ik de Nationaal Rapporteur Mensenhandel was. Dat maakte echt geen enkele indruk op die agent, dus toen ben ik zelf maar op die bouwplaats af gegaan. Het bleek uiteindelijk allemaal in orde, maar toch.’
Als rapporteur beperkte Dettmeijers formele mandaat zich weliswaar tot adviseren en agenderen, maar ze trad op als energieke stuurvrouw. Met haar team schreef ze jarenlang dikke onderzoeksrapporten om overheidsinstanties te laten zien waar het misging in de aanpak van uitbuiting, en zette ze zich in voor betere samenwerking tussen departementen. ‘Iemand hoefde maar te vragen of ik mijn verhaal wilde doen en ik zat in de auto.’
Een van de instanties die verantwoordelijk zijn voor het herkennen van arbeidsuitbuiting is de arbeidsinspectie. In beginsel controleren inspecteurs op de naleving van arbeidswetten en veiligheidsvoorschriften op de werkvloer. Maar alleen na een melding wordt gericht op arbeidsuitbuiting gecontroleerd door speciale teams. Reguliere arbeidsinspecteurs missen vaak de kennis om signalen van uitbuiting op te pikken. Marco Smits, een in arbeidsuitbuiting gespecialiseerde inspecteur, traint daarom zijn collega’s in de herkenning daarvan. ‘Als je een horecazaak binnenloopt en iemand geeft te kennen dat hij te weinig verdient, dan loop je als inspecteur ook even de kelder in om te zien wat je daar aantreft. Als je daar een matras ziet, kan het betekenen dat diegene daar moet slapen. Die persoon zal waarschijnlijk zeggen dat hij er van de baas even mag gaan liggen als hij moe is. Daar kun je genoegen mee nemen, maar in plaats daarvan kun je ook controlevragen stellen als: “Wanneer maakt hij daar dan gebruik van? Hij werkt tot elf uur, half twaalf, maar er moet ook schoongemaakt worden, hoe zit dat dan?” Zo kun je tot de conclusie komen dat hij daar moet slapen omdat hij het anders niet volhoudt. Wat iets heel anders is dan “even mogen rusten van de baas”.
Maar als inspecteurs niet op werkvloeren komen, valt er weinig signaal op te pikken. De arbeidsinspectie is onderbezet en alleen al voor het effectief bestrijden van arbeidsuitbuiting komt men minimaal honderd voltijds werknemers te kort, meldt een vorig jaar verschenen rapport in opdracht van toenmalig minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Lodewijk Asscher. In het regeerakkoord is de belofte opgenomen om vijftig miljoen extra vrij te maken voor de arbeidsinspectie en de eerste vijftig vacatures voor additionele inspecteurs zijn opengesteld.
De onderbezetting bemoeilijkt ook het werk van de rechercheteams van de arbeidsinspectie. Zij doen op de achtergrond onderzoek naar de uitbuiting en de uitbuiter om bewijs te verzamelen voor een strafrechtelijk proces. Om uitbuiting voor een rechter te kunnen aantonen is veel meer nodig dan een slachtofferverklaring. De bewijslast is streng: er moet een ‘dubbele opzet’ zijn: zowel de intentie van uitbuiting als het bewust economisch voordeel uit de uitbuiting willen trekken. Onderzoeken kunnen makkelijk anderhalf jaar duren en de dossiers – gevuld met verhoren, boekhoudanalyses, telefoontaps et cetera – variëren al snel van vijfhonderd pagina’s tot drie volle archiefkasten. De onderbezetting en complexiteit van de zaken zorgen ervoor dat niet zomaar iedere zaak kan worden opgepakt.
Inspectie
‘Ik dacht: kom, Nederlandse overheid. Kom toch controleren!’ Kok Wu veert soms kort op, de rest van ons gesprek staart hij naar zijn schoenen. ‘In China zag ik de inspectie regelmatig, in Nederland nooit.’
Tijdens het onderzoek van de arbeidsinspectie krijgt hij een tijdelijke verblijfsvergunning voor mogelijke mensenhandelslachtoffers. Die geeft hem recht op opvang, een uitkering en medische hulp. Mocht het OM overgaan tot een strafproces, dan wordt de verblijfsvergunning verlengd. Zo niet, dan vervalt deze. De overheidsgeste is in essentie namelijk niet bedoeld voor het mogelijke slachtoffer, maar voor het strafproces: een gedupeerde kan ermee in het land blijven om tegen een verdachte te getuigen. Na zeven maanden vervalt Wu’s speciale verblijfsvergunning omdat het OM afziet van de zaak. Vanaf dan is hij weer een gewone arbeidsmigrant die moet werken om hier te mogen blijven.
Maanden later krijgt Wu’s advocaat een brief van de oude collega. Hij schrijft dat de baas Wu wel degelijk uitschold en mishandelde en trekt zijn initiële verklaring in. Hij heeft een kopie van zijn verblijfsvergunning bijgevoegd zodat de brief als bewijs kan dienen. Het is voor het OM geen aanleiding de zaak alsnog voor de rechter te brengen.
Nieuw werk in een restaurant vindt Wu. Maar ook hier gaat het mis als zijn baas hem opdraagt zijn vakantiegeld te pinnen en direct weer bij hem in te leveren. Hij kende voortaan zijn rechten, vertelt hij ons. ‘Maar weigeren betekent problemen.’ Hij pint het geld, overhandigt het zijn baas en neemt ontslag. ‘Nederlandse werknemers worden behandeld zoals het hoort,’ zegt Wu, die ondertussen in zijn derde restaurant is begonnen. ‘Voor Chinezen is dat hier niet weggelegd.’
Volgens criminoloog Masja van Meeteren kan Wu’s status als legale arbeidsmigrant ook tegen hem werken: ‘Het OM en de inspectie lijken gemakkelijker voor zaken met illegale migranten te gaan, omdat het juridisch makkelijker te bewijzen is dat een verdachte misbruik heeft gemaakt van iemands kwetsbare positie.’
De arbeidsinspectie grijpt bovendien naar alternatieve bestrijdingsmethodes. Nadine Vaes, eindverantwoordelijke bij de aanpak van arbeidsuitbuiting, zegt: ‘Het kan soms effectiever zijn boetes op te leggen of de werkzaamheden bij een bedrijf stil te leggen, in plaats van een langlopend strafrechtelijk onderzoek.’ Monique Mos, portefeuillehouder mensenhandel bij de Nationale Politie, beaamt dit: ‘Het strafrecht is niet het enige middel om mensenhandel te bestrijden. We maken soms ook zaken stuk. Dan laten we een mogelijke verdachte merken: “We hebben je in de gaten; stoppen nou!”’
Hulpverleners uiten zorgen over deze boete- en stukmaak-aanpak. ‘Het mag niet. Als er een slachtoffer is, dan mogen ze de zaak niet afdoen met een boete,’ zegt Mill Bijnen van het Amsterdams Coördinatiepunt Mensenhandel. ‘Bij de minste of geringste indicatie bied je een tijdelijke verblijfsvergunning aan. Dat staat in de wet, maar we zien dat het niet altijd gebeurt.’ Slachtofferorganisatie FairWork herkent dit: ‘De inspectie lijkt soms al in dat allervroegste stadium een inschatting te maken van de haalbaarheid van een rechtszaak, terwijl dat niet mag meespelen.’ Maar ja, wat geldt als de minste of geringste aanwijzing? ‘Het is niet genoeg als iemand roept: “Ik ben slachtoffer, heb je voor mij wat?”’ zegt arbeidsinspecteur Smits. ‘Zo werkt dat niet.’
Dominee Emmanuel Koney
In de Amsterdamse wijk Zuidoost probeert de politie zich open te stellen voor de verhalen van ongedocumenteerden. ‘I am a victim or a witness of a crime’, staat in witte letters op een blauw visitekaartje, ‘and I wish to file report.’ Onderaan staat het logo van de Politie Amsterdam, die de kaartjes sinds 2014 verspreidt onder ongedocumenteerden in de stad. ‘De jaren daarvoor zagen we verschrikkelijke gevallen’, zegt dominee Emmanuel Koney, die bijdroeg aan het ontwerp van de kaartjes. Jonge meiden die na verkrachting geen aangifte durfden te doen. Ongedocumenteerden die aangehouden werden in plaats van hun uitbuiters. ‘I have the right to be protected by the police’, vervolgt de tekst. ‘I can leave the police station whenever I want without being arrested.’
Zo helpt dominee Koney ook de Ghanese Rose. Zij heeft geen verblijfsvergunning en staat daarom machteloos nu de baas van de fabriek in Aalsmeer waar ze werkt haar maandsalaris van 756 euro niet heeft uitbetaald. ‘Ik hoorde dat welk probleem je ook hebt Koney je bijstaat.’
In zijn kamertje achter in het kerkgebouw bereidt de dominee zich voor op zijn dienst. Hij draagt blauwe slangenleren schoenen en een driedelig pak met gouden krijtstreep. De kamer hangt vol oorkondes en prijzen, inclusief een certificaat van aanbeveling van de politie. In deze kamer vroeg Rose hem een week eerder om haar baas te bellen, zegt hij. ‘Dan ga ik in gesprek met de werkgever. Mensen als zij hebben geen papieren en geen kansen en zullen alles accepteren. Het is moderne slavernij.’
Sommige werkgevers willen niet zomaar met hem praten, legt Koney uit: ‘Laatst ging ik langs bij een restaurant aan de Albert Cuyp dat zijn afwasser niet had betaald. Ze wilden me pas binnenlaten toen ik duidelijk had gemaakt dat ik anders de politie zou bellen. De hele situatie veranderde. “Wilt u koffie, thee, koekjes?” Ik zei: “Ik wil dat u deze man de duizend euro betaalt die u hem verschuldigd bent.” Zij deden een tegenbod van zeshonderd. Uiteindelijk heeft de afwasser nog achthonderd euro gekregen. Hij was dolblij.’
Terwijl een slachtoffer na een strafzaak soms in een slechtere situatie achterblijft, biedt Koney een snelle oplossing. Die informele oplossingen zijn echter niet zonder risico en bieden geen structureel perspectief. Zo kwam de dominee onlangs in opspraak door homofobe uitspraken, nu is de politie zich aan het beraden of ze in de toekomst nog wel met hem willen werken, meldt Het Parool. Naast hulp van Koney zijn er tal van officieuze oplossingen voor hulp bij uitbuiting. Ook zelforganisaties van Indonesiërs, Filipijnen, Latino’s en Afrikanen helpen slachtoffers ontsnappen uit uitbuitingssituaties. En zelfs vakbond FNV heeft een speciaal lidmaatschap voor ‘migrant domestic workers’ die hun rechten verdedigen.
Hete stoom
De laatste stoomsessie bij het biologische paprikabedrijf van Tariq was op sinterklaasavond in 2015. ‘We hadden een heel seizoen achter ons. Er zaten blijkbaar zwakke plekken in dat zeil. Het was verouderd, misschien was dat het.’ Tariq duwde met zijn voet op de luchtbel waarop het zeil met een luide knal uit elkaar klapte. Hij viel tussen de flarden plastic en de stoom schroeide zijn huid. Hij schreeuwde het uit. Op handen en voeten wist hij zichzelf weg te slepen. ‘Ik voelde zweet of vuil op mijn gezicht. Ik probeerde het uit mijn gezicht te wrijven. Toen ik mijn hand weer weghaalde, zag ik dat de huid van mijn gezicht aan mijn handen was blijven plakken. Ik had mijn eigen huid in mijn handen.’
Wat er daarna gebeurde, maakte hij maar half mee. Hij herinnert zich dat hij onder de kraan lag. En dorst, enorme dorst. Zijn collega’s belden de baas. Hij droeg ze op om niet 112 te bellen. Ondertussen zakte Tariq weg in een coma.
In paniek brachten zijn collega’s hem dan maar per auto naar het ziekenhuis, waar ze hem onder een valse naam afleverden. ‘Ik begrijp nog steeds niet hoe iemand dan kan zeggen: bel maar geen ambulance.’ De baas zegt dat hij een ambulance afraadde omdat een auto ‘misschien wel sneller zou zijn’.
Toen Tariq wakker werd uit zijn coma herkende hij zichzelf niet. Brandwonden bedekten meer dan de helft van zijn lichaam. Hij kon niet meer lopen en kon simpelweg niet bevatten wat er was gebeurd. Zijn brein maakte kortsluiting. Hij was verward, zegt hij. Een psychotische episode, zeggen zijn hulpverleners. Als het te druk werd om hem heen begon hij te schreeuwen. Het zou meer dan een jaar duren voordat hij weer naar buiten durfde.
Als het ongeluk niet was gebeurd, zou Tariqs uitbuiting waarschijnlijk nooit aan het licht zijn gekomen. Zelf zou hij nooit instanties hebben ingelicht. In het ziekenhuis kwam de baas nog langs om hem te waarschuwen: vertel ze maar niets, anders komen we in de problemen. Pas toen voor de derde keer rechercheurs van de arbeidsinspectie aan Tariqs bed stonden, durfde hij een beetje te vertellen over zijn ervaringen.
Tussen 2011 en 2017 zijn er volgens de cijfers van Rechtspraak.nl, verzameld door FairWork, 25 veroordelingen geweest, terwijl er in die tijd 1300 gevallen werden gemeld. En die meldingen representeren op hun beurt maar een klein deel van het geschatte aantal slachtoffers.
De overige meldingen zijn casussen waarin het slachtoffer, de politie of de inspectie, of het OM de zaak stopzet. Volgens de meest recente cijfers uit 2015 laat het OM dertig procent van de mensenhandelzaken vallen nog voor ze bij de rechter komen. Wanneer een zaak niet rondkomt is dat pijnlijk en risicovol voor het slachtoffer, ook omdat het OM in zo’n geval het hele dossier moet overdragen aan verdachten die zijn aangehouden – inclusief de eventuele uitbuiter. ‘Dat kan het slachtoffer zelf en ook familie in het buitenland in de problemen brengen’, zegt het OM. ‘Dat zijn ook slachtofferbelangen waar we rekening mee moeten houden.’ Ook als de verdachte niet voor de rechter komt, dan kan het OM nog altijd de Belastingdienst op een bedrijf af sturen. Dan betalen ze toch een beetje.
Het wetsartikel mensenhandel (waar arbeidsuitbuiting onder valt) is het langste artikel in het Wetboek van Strafrecht en een aantal rechtbanken zet alleen nog gespecialiseerde rechters op mensenhandelzaken. ‘Net als bij zware fraudezaken wil je mensenhandel niet zomaar bij iemand over de schutting kieperen’, zegt rechter Jantine Nolta. In beginsel buigen dan ook alleen zij en vier collega-rechters zich over mensenhandelzaken in Noord-Nederland. ‘Het vergt zoveel studie om te snappen hoe die wet in elkaar steekt en wat de jurisprudentie is. Daarbij, er zijn niet ontzettend veel mensenhandelzaken, dus je krijgt als rechter ook geen routine.’ Nolta knikt naar een blauwe kist gevuld met dossiers van één mensenhandelzaak: ‘Het zijn gewoon geen zaken die je even tussendoor kunt doen.’
Niet elke rechtbank heeft dus in mensenhandel gespecialiseerde rechters. Zo ook niet de rechtbank in Almelo, waar Tariq en zijn baas elkaar weer zien, bijna twee jaar na het ongeluk. Op verzoek van de verdediging van de paprikateler is Tariq extra vaak verhoord. Zo hoopt de advocaat te laten zien dat zijn verhaal niet consistent is. Hij zou hengelen naar een verblijfsvergunning. En hij heeft er toch zelf voor gekozen om naar Nederland te komen? De baas, de 51-jarige Aad van D., houdt vol dat hij onschuldig is. Tariq was geen echte werknemer, zegt hij. ‘Uit goedheid heb ik hem onderdak verleend. Uit eigen beweging is hij steeds meer dingen gaan doen bij mij.’
Op 16 oktober 2017 nemen de rechters en de griffier plaats op een verhoging in een rechtszaal in Almelo. Ze ordenen de stapels papier voor hen, gezeten onder een fier portret van koning Willem-Alexander. ‘Een ingewikkelde zaak’, zegt een van de rechters. De uitbuiting moet volgens hem los worden gezien van het ongeluk. De tewerkstelling ziet hij meer als ‘een vriendendienst’. Maatschappelijk onwenselijk, dat zeker. En tragisch. Maar crimineel? ‘Erg ingewikkeld.’ Al met al, meent de rechter terwijl zijn ogen zoeken naar de weinige bezoekers in de rechtszaal, is niet duidelijk geworden waarom Tariq niet gewoon weg kon. ‘Dat is dus een vrijspraak voor mensenhandel.’ Hij plukt aan de mouw van zijn toga. ‘De verdachte lijkt toch goede bedoelingen te hebben gehad.’
Uitbuiters worden bijna nooit bestraft
Iedere inspecteur, agent of officier van justitie heeft voor zichzelf goede redenen om geen risico’s te nemen met ingewikkelde zaken, zeker in het licht van chronische capaciteitstekorten en de hoge bewijslast. Zo wordt de rechtsgang voor arbeidsuitbuiting een filtersysteem: op elk niveau blijft een deel van de zaken hangen. Dat is handig omdat de boel anders overbelast zou raken. Maar het betekent ook dat uitbuitingszaken zelden voor de rechter komen; uitbuiters vrijwel nooit in het openbaar worden veroordeeld en dat de schaal waarop uitbuiting plaatsvindt in Nederland permanent buiten beeld blijft.
Een uitgebuite Chinese kok of een Marokkaan zonder papieren zul je niet snel horen klagen: hij overleeft door zo min mogelijk op te vallen. Het rechtssysteem houdt die onzichtbaarheid onbedoeld in stand.
Maar als je weet waar je moet kijken, zeggen de experts, zie je het overal. ‘Vanaf het moment dat ik in deze branche terechtkwam, fietste ik anders door Amsterdam’, zegt Petra Bakker van het Amsterdams Coördinatiepunt Mensenhandel. ‘Zag ik plotseling allemaal dingen waarvan ik dacht: nou wacht eens even. Dan kijk je anders naar bouwvakkers die zonder helm staan te klussen, naar massagesalons, naar au pairs op een schoolplein.’ Het is een ervaring die ze deelt met veel anderen die met arbeidsuitbuiting werken. ‘Ik loop anders over de markt omdat ik weet dat het zomaar mis kan zijn’, zegt Monique Mos van de politie. ‘Als je te lang in deze sector werkt, kun je niet meer zomaar bij elk restaurant eten.’
Een medewerker van het OM is juist extra alert op het platteland. ‘Als ik door landbouwgebieden rijd met de auto zie ik soms allemaal caravans en kleine schuurtjes. Dan denk ik: daar moet eens iemand binnen kijken.’ Een collega vult aan: ‘Dat heb ik met verlaten industrieterreinen. Voor hetzelfde geld wordt er aan de andere kant van die rolluiken keihard gewerkt. Roti-bakkers in een fabriekshal, sigarettenfabrieken in een oude garage, wasserijen vol gedwongen arbeid.’ En zo zijn er nog eindeloos veel voorbeelden. ‘En de buren zullen altijd zeggen: we hebben nooit iets raars gezien.’
Investico werkt altijd samen met andere media. Zo versterken we de onderzoeksjournalistiek in Nederland.
‘Ik ben een nieuw leven begonnen. Het oude, slechte leven heb ik gehad. Nu heb ik een beetje moed.’ Voor Nurul was de periode van echte uitbuiting haar tijd in het restaurant en het verdwenen spaargeld. Nu is ze trots op het aantal adresjes waar ze schoonmaakt en noemt haar werkgevers ‘lieve mensen’. Ze raadt zelfs familie en vrienden in Indonesië aan om naar Nederland te komen: ‘Ik zeg tegen hen: kom hier, misschien kan je goed verdienen.’
Zelf houdt ze aan het eind van de maand overigens geen geld over. ‘Ik neem Niko soms mee naar mijn werk’, vertelt ze. ‘En dan zegt hij: “Mama, waarom duurt het zo lang, ik ben moe.” Ik heb hem beetje bij beetje alles verteld. We moeten echt geld verdienen om ons huis te betalen. Ik heb geen papieren. Dat is niet ons echte huis, het is iemand anders huis, dus eigenlijk is het verboden. We moeten gewoon doorgaan, heel hard werken. Zo is het leven Niko, zo hard.’
Gisteren heeft ze voor Niko via zijn school een afspraak gemaakt met een psycholoog van de GGD, vertelt ze ons tijdens het thee drinken. Zijn talent om stil te zitten werkt niet overal even goed. ‘Hij is soms een beetje buitengesloten van de anderen, dus hij moet een beetje kunnen praten over alles.’ Zelf kan ze haar verhaal kwijt bij de zelforganisatie voor Indonesische migranten, waar ze helpt als vertaalster Nederlands.
Haar uitbuiter Mehdat ziet ze nog wel eens in de moskee, maar dan negeert ze hem. ‘Ik hoorde dat hij vier jaar geleden een beroerte heeft gekregen. Zie je wel, zei ik toen. Dat is de straf van God.’
- Lees meer over
- uitbuiting
- arbeid
- armoede
Wilt u onafhankelijke onderzoeksjournalistiek ondersteunen? Word Vriend van Investico