Bestrijden van jeugdcriminaliteit zorgt voor wildgroei aan interventies

Experimenteren met kwetsbare jongeren

Nieuws

Veelgebruikte methode om kinderen uit criminaliteit te houden claimt succes met slecht onderzoek

Medewerkers van het Preventief Interventie Team (PIT) bieden kinderen die dreigen vast te lopen vroegtijdig intensieve hulp. De kinderen tonen agressief gedrag, overtreden dikwijls regels en zouden een grote kans hebben om in de criminaliteit te belanden. Het programma werd dertien jaar geleden ontwikkeld in de gemeente Amsterdam, in samenwerking met de Universiteit Leiden. Inmiddels wordt het PIT steeds populairder en gebruiken ook andere gemeenten de methode, zoals Arnhem, Haarlem en Leiden.

Volgens de ontwikkelaars en gemeenten is het programma succesvol en normaliseert het bij zeventig procent van de kinderen probleemgedrag. Dat zou onderzoek van de Universiteit van Leiden aantonen

Maar dat onderzoek blijkt op verschillende criteria niet te voldoen aan de wetenschappelijke vereisten. Zo is het onduidelijk welke kinderen in het onderzoek zijn meegenomen – en welke niet. Ook is er geen goede controlegroep gebruikt, waardoor je eigenlijk niet kan vaststellen of het programma echt werkt.

‘Het onderzoek is helemaal niet transparant’, stelt hoogleraar Forensische Orthopedagogiek Geert Jan Stams. Hij deed afgelopen tijd in opdracht van het ministerie onderzoek naar gedragsprogramma’s die gemeenten inzetten en zag dat wetenschappelijke onderbouwing vaak ontbreekt. ‘Het zegt wel dat 70 procent van de kinderen erop vooruitgaat, maar laat dat helemaal niet zien.’

Bij goed onderzoek naar de effectiviteit van een programma moet de groep met behandeling steeds vergeleken worden met een vergelijkbare groep zonder behandeling, een controlegroep. Maar dat deed de universiteit niet. ‘Zonder zo’n controlegroep kan je geen conclusies trekken’, stelt Stams.

‘De meeste kritiek is terecht’, zegt Hanna Swaab, hoogleraar neuropedagogiek en ontwikkelingsstoornissen aan de Universiteit van Leiden en mede-ontwikkelaar van het PIT-programma ‘We willen nu onderzoek met een controlegroep gaan doen.’

Negen jaar geleden stelde Swaab nog dat de eerste resultaten van het PIT-project laten zien dat ‘bij maar liefst zeventig procent van de kinderen het probleemgedrag afneemt.’ De resultaten verschenen vijf jaar later in het proefschrift van een van haar promovendi. De resultaten van het PIT zijn verbazingwekkend, schreef de universiteit toen op de website. Een publicatie in een wetenschappelijk tijdschrift kwam er nooit. ‘Dat was een eerste onderzoek’, zegt Swaab nu.

Het onderzoek naar PIT is gefinancierd door de gemeente Amsterdam, dat PIT samen met Swaab ontwikkelde. In Amsterdam wordt het PIT al jarenlang ingezet in het kader van de Top600, een aanpak waarbij jongeren die zware misdaden zoals overvallen hebben gepleegd, intensieve begeleiding krijgen. Amsterdam gebruikt PIT onder meer om de broertjes en zusjes van criminelen uit de Top600 op het rechte pad te houden.

Jarenlang beweerde Amsterdam dat criminelen minder misdaden pleegden als ze eenmaal in de Top600 zaten. Tot het moment dat er onderzoek met een controlegroep gebeurde, waarna bleek dat de aanpak helemaal niet hielp om terugval te voorkomen. De mensen in de Top600 bleken zelfs meer misdaden te plegen dan vergelijkbare criminelen die niet in de aanpak zaten.

Eigenlijk had er over PIT al een onderzoek met een goede controlegroep moeten zijn, want van 2017 tot 2021 kreeg Swaab via de gemeente Amsterdam geld van het Ministerie van Justitie en Veiligheid om onderzoek met een controlegroep te doen en om PIT erkend te krijgen door een onafhankelijke commissie, de Erkenningscommissie Interventies. Die commissie beoordeelt preventieprogramma’s op wetenschappelijke onderbouwing en effectiviteit. Beide doelen blijken niet gehaald te zijn.

Het PIT is een dure interventie. In Arnhem zitten momenteel 31 jongeren in een PIT-traject, Dat kost de gemeente op jaarbasis zo’n 650 duizend euro, waarvan 137 duizend naar de Universiteit van Leiden gaat voor de screening van kinderen en ondersteuning van de coaches die de kinderen begeleiden.

Naast het PIT gebruiken gemeenten nog veel meer preventieprogramma’s die slecht zijn onderbouwd. Tientallen gemeenten krijgen jaarlijks 69 miljoen euro van het Ministerie van Justitie en Veiligheid om jongeren uit de criminaliteit te houden. Investico inventariseerde alle programma’s die gemeenten met dat geld financieren en legde deze voor aan hoogleraar Geert Jan Stams. Meer dan tachtig procent is niet goed onderbouwd, is zijn oordeel. Daarmee is de kans dat ze kinderen en jongeren ook daadwerkelijk helpen, klein.

Verantwoording

Investico is radicaal transparant. In verantwoordingsdocumenten maken wij onze onderzoeksmethodes en resultaten openbaar zodat publiek en andere onderzoekers ons werk kunnen controleren en erop kunnen voortbouwen. In de longread van het onderzoek hieronder verwijzen noten naar het bronmateriaal. Wilt u meer weten over onze missie en methode? Lees meer

Verantwoordingsdocumenten

Onderzoek met bronnen

Experimenteren met kwetsbare jongeren

Een veelgebruikte interventie om kinderen met probleemgedrag vroegtijdig te helpen zegt in zeventig procent van de gevallen succesvol te zijn. Maar voor die stelling blijkt geen bewijs te zijn.

‘Wij gaan het vandaag hebben over maffiapraktijken in de buurt.’ In de refter van een middelbare school in Gouda staat Hans, de dertiger probeert een rumoerige zaal stil te krijgen. Twaalf jaar lang stond Hans aan het hoofd van een criminele organisatie die handelde in wiet. Vandaag probeert hij als ex-crimineel te verhinderen dat de jongeren in de zaal dezelfde foute keuzes maken.

De tweedeklassers zijn met andere dingen bezig. Er klinkt gelach, gegiechel; er wordt voortdurend onderling gepraat. Een meisje speelt ongeïnteresseerd met haar nagels. ‘Duurt de les echt negentig minuten?’, vraagt ze. Mogen we ook eten en drinken?, vraagt een ander. Vier tieners worden uit de groep gehaald en tien meter verder neergezet.

‘Een pittige groep’, zegt Petra van den Berg. Ze is ontwikkelaar van de voorlichtingsles Leerlingalert, die schooljongeren bewust wil maken van ‘criminele ondermijnende activiteiten’. Scholen kunnen kiezen tussen een ‘basispakket’ en een ‘pluspakket’ met een ervaringsdeskundige. ‘Ik heb nagenoeg alle scholen in Nederland gemaild met ons aanbod.’

Word nu Vriend van Investico en versterk de onderzoeksjournalistiek in Nederland

Steun ons

Door het hele land geven allerlei partijen voorlichtingslessen, ondanks dat deskundigen waarschuwen dat deze bewustwordingsacties veelal niet werken en mogelijk zelfs schadelijk zijn1. Jongeren kunnen door de verhalen soms juist geïnspireerd raken, is de vrees. Bijvoorbeeld omdat ze horen dat je veel geld kunt verdienen met het rondbrengen van pakketjes drugs en er schijnbaar goed mee weg kan komen. ‘Ons programma werkt wél’, reageert ontwikkelaar Van den Berg. ‘Wij benadrukken net dat het vele geld in de criminaliteit niet opweegt tegen de angst en eenzaamheid die veel criminele jongeren ervaren.’

Vorig jaar stuurde ze een persbericht de wereld in: onderzoek toont aan dat het programma ‘doelmatig’ is en de deelnemers ‘bewust maakt’. Het onderzoek werd betaald en mede vormgegeven door het Ministerie van Justitie en Veiligheid, dat de voorlichtingsles al vijf jaar subsidieert. 'Samen met het ministerie heb ik beslist om niet het effect van de les te onderzoeken, maar wel te testen of jongeren na de les meer kennis hebben over de risico’s om in de criminaliteit terecht te komen.’

‘Het effect van het programma kan je uit dit onderzoek helemaal niet afleiden’, zegt Martha de Jonge van het Trimbos Instituut. Ze waarschuwde eerder voor mogelijk schadelijke effecten van voorlichtingslessen. ‘Er wordt nu enthousiast gezegd dat het programma werkt omdat het deelnemers bewust maakt, maar dat betekent helemaal niet dat je je ook anders gaat gedragen.’

Tussen preventie en repressie

Minderjarigen die drugs uit containers halen in de havens van Rotterdam en Vlissingen waren het afgelopen jaar veelvuldig in het nieuws2. Volgens de politie3 plaatsen jonge daders steeds meer explosieven aan woningen. Meer kwetsbare jongeren raken betrokken bij zware vormen van criminaliteit4, aldus het Ministerie van Justitie Veiligheid.

Datzelfde ministerie wil ‘een nieuwe generatie criminelen voorkomen5’ en organiseerde daarom al in 2022 ‘Preventie met Gezag’, een aanpak van jeugdcriminaliteit die schommelt tussen preventie en repressie. Gemeenten moeten kwetsbare jongeren helpen, was de redenering van het ministerie, de politie moet meer jeugdige criminelen opsporen en het OM moet ze sneller vervolgen. De ambitie is om hier de komende tien jaar bijna anderhalf miljard voor uit te trekken6. ‘Met deze investeringen kunnen we het tij keren7.’

In wijken waar ‘kwetsbare’ jongeren wonen, zoals Delfshaven in Rotterdam, Malburgen in Arnhem en Hoge Vucht in Breda, gebruiken gemeenten een deel van het geld om allerlei projecten op te tuigen die het gedrag van jongeren moeten verbeteren en hen uit de criminaliteit moeten houden. Van lessen met ervaringsdeskundigen en een project om schooluitval te voorkomen tot gezinsbegeleiding en talentontwikkeling met behulp van muziek. Gemeenten mogen zelf beslissen welke trajecten ze gebruiken. Wel moeten ze zo veel mogelijk kiezen voor ‘kansrijke en bewezen effectieve interventies8.’

Gebeurt dat ook? Investico onderzocht voor De Groene Amsterdammer en Trouw in welke projecten kwetsbare jongeren belanden. Naar schatting dertig miljoen euro van het geld dat gemeenten jaarlijks van het ministerie krijgen gaat naar niet-onderbouwde interventies, zo blijkt. De programma’s die wel wetenschappelijk zijn onderbouwd en gebruiken gemeenten daarentegen nauwelijks.

Bovendien krijgen gemeenten waar de jeugdcriminaliteit geen groot probleem is ook geld uit deze pot. Sterker nog: over een langere periode bekeken daalt de jeugdcriminaliteit gestaag. Dat weerhoudt overheid en commerciële partijen er niet van allerlei preventieprojecten te ontwikkelen voor kwetsbare jongeren. Sommige van die trajecten zijn mogelijk schadelijk en stigmatiserend. ‘We storten interventies uit op kwetsbare mensen, terwijl we niet weten wat ze doen’, zegt hoogleraar Geert Jan Stams.

Gebalde vuisten

‘Family on me, family on three!’, roept een kleine jongen met bruin haar. In de Erasmushal in Vlaardingen staan 14 jongeren in een kring. Ze zijn tussen dertien en zestien jaar oud. Verschillende van deze kwetsbare jongeren zijn al in aanraking geweest met criminele leeftijdgenoten. Mariska bijvoorbeeld, ze heeft een vriend die een bom plaatste in Amsterdam. Of Sheldrick, hij krijgt soms geld om ‘klusjes’ te doen. Dan neemt hij, ‘om zichzelf te beschermen’, een pistool mee. Nu richten al deze jongeren hun gebalde vuisten naar het midden van de kring, waar ze elkaar raken. One, two, three, hervat de jongen met bruin haar zijn kreet. Waarna iedereen, luidkeels, FAMILY!

De jongeren komen twee keer per week samen onder begeleiding van de jongerenwerkorganisatie YETS Foundation. Om te gaan basketballen, zoals vandaag. Of voor huiswerkbegeleiding of een sociale workshop waarin ze leren met elkaar in gesprek gaan of debatteren. ‘YETS heeft me geleerd met twee woorden te praten’, zegt Sheldrick. ‘Als ik hier ben, hang ik niet op straat.'

Op het basketbalveld leren de jongeren dat discipline en respect belangrijk is, maar vooral dat ze er mogen zijn als persoon. Het is altijd muisstil als een van de coaches aan het woord is. Wanneer Sheldrick even niet goed luistert, moet hij push-ups doen. Vaker krijgt hij complimenten. Dan verschijnt er een verlegen glimlach en gaan zijn ogen blinken van trots.

Het project van YETS moet voorkomen dat jongeren uit de maatschappij vallen. Om te testen of dat lukt meldde de jongerenwerkorganisatie de methode aan bij de Erkenningscommissie Interventies9. Die onafhankelijke commissie beoordeelt interventies op wetenschappelijke onderbouwing en effectiviteit. 'We hebben van dag tot dag uitgeschreven hoe we werken', zegt coach Giannini Olieberg. De commissie heeft het project erkend als wetenschappelijk ‘goed onderbouwd10.’ Om nog een betere, meer hoogwaardige erkenning te krijgen, moet YETS nu gaan aantonen dat de jongeren in het traject er ook daadwerkelijk beter van worden.

‘Daar is veel onderzoek voor nodig’, zegt Olieberg. YETS volgt de vooruitgang van de jongeren dan ook nauwgezet op. De jongeren moeten drie keer een lange vragenlijst invullen en worden geïnterviewd. Samen met universiteiten meet YETS alles. Van de aanwezigheid van de jongeren, tot schoolcijfers en andere bijzonderheden. Om ook echt te kunnen aantonen dat het project werkt, moeten onderzoekers uiteindelijk ook kijken of de jongeren het beter doen dan een vergelijkbare groep jongeren die niet meedoet aan het programma. ‘We tonen dat het kan. We doen dat omdat we niet alleen een mooi verhaal willen verkopen, maar ook een traject dat aantoonbaar werkt.’

Het opvallende is dat al dat onderzoekswerk maar weinig oplevert voor YETS. De organisatie krijgt ondanks het wetenschappelijke fiat geen voorkeursbehandeling en ontvangt bijvoorbeeld geen geld vanuit Preventie met Gezag om het basketbaltraject uit te breiden of vaker in te zetten. Waar het geld uit Preventie met Gezag dan wél heen gaat, hoeveel erkende interventies er in de praktijk worden gebruikt - en hoeveel niet-erkende - daar heeft het ministerie geen goed zicht op11. ‘Dat houden de gemeenten zelf bij.’

Daarom deed Investico een uitvraag bij 27 gemeenten die geld krijgen van het ministerie voor hun kwetsbare wijken. In totaal inventariseerden we 441 ingrepen of interventies die gemeenten al inzetten of in de toekomst willen gaan inzetten. Dat zijn voor een deel algemene investeringen, zoals extra jeugdboa’s of jeugdagenten. In de overige twee derde van de gevallen gaat het om projecten die het gedrag van een bepaalde groep jongeren proberen te verbeteren, zogeheten gedragsinterventies, zoals het basketbaltraject.

Gemeenten kiezen hier nauwelijks voor erkende projecten, blijkt uit onze uitvraag. In Nederland zijn er 62 projecten12 die het gedrag van jongeren proberen te verbeteren en waarvan de commissie stelt dat ze een goed wetenschappelijk onderbouwd programma hebben. Van al die erkende projecten gebruiken 1413 gemeenten er maar eentje en 614 gemeenten zelfs helemaal geen. Van alle gedragsinterventies die gemeenten samen inzetten is naar schatting slechts 8 procent erkend.

Gemeenten en commerciële partijen ontwikkelen vooral allerlei andere projecten voor de kwetsbare wijken. Dat zijn vaak algemene interventies voor alle kinderen uit een klas, school of wijk, zoals de voorlichtingsles van de ex-crimineel in Gouda. ‘Om de kloof tussen politie en jeugd te verkleinen’ worden kinderen bijvoorbeeld opgeleid tot ‘politiekids’, waarna ze een rolmodel worden voor een ‘veilige en leefbare wijk’. Er is een speciale ‘meidentraining’ ontwikkeld, omdat ‘meiden een eigen unieke rol spelen binnen de drugscriminaliteit’. Er zijn zeker 2415 verschillende interventies om kinderen en jongeren bewust te maken van de risico’s van criminele daden, van een speciale theatervoorstelling en een virtual reality game (‘Less Mess’), tot een ‘riskfactory’ en een escaperoom (‘Foute Centen’).

Jongeren die op de radar van de gemeente of de politie verschijnen en die de gemeente aanmerkt als ‘risico’, komen in speciale, individuele trajecten. Gemeenten huren daar jongerenwerkers of straatcoaches voor in, veelal hebben zij geen wetenschappelijk onderbouwd programma. In Lelystad is dat jongerenwerker Rick van der Molen. Hij begeleidt jongeren die bijvoorbeeld psychische problemen hebben, drugs gebruiken of een delict pleegden in zijn foodtrucks, ‘met van die mooie pizza-ovens, een barista-apparaat en Italiaans schepijs. Dan gaan we naar bruiloften en volgt er een pizzafeest. Het doel is dat de jongeren leren werken, discipline krijgen, en dat ze bovenal trots op zichzelf leren zijn.’ Of het programma ook werkt? ‘Jongeren staan te trappelen om naar hier te komen en zijn dankbaar.’

Sommige organisaties hebben zelfs nog maar weinig ervaring met de doelgroep. In Heerlen huurt de gemeente bijvoorbeeld jongerenwerkorganisatie JENS in. ‘We begeleiden deze risicojongeren nog niet echt, wellicht moeten we nog op zoek naar extra expertise', zegt directeur Sven Balk. ‘We zullen ook moeten gaan ontdekken hoe het werkt.’

Gemeenten hebben maar weinig zin om de interventies te laten onderzoeken, blijkt uit een analyse van de begrotingen die we kregen van 2016 gemeenten. Het kost vooral veel geld om al die verschillende projecten te coördineren. Er gaat drie keer meer naar ‘programmamanagement’ dan naar onderzoek of de interventies ook werken17, blijkt uit onze berekeningen. In Nijmegen gaat meer geld naar een consultingbureau voor het schrijven van de plannen18. In Venlo, Schiedam en Den Haag geven ze zelfs meer geld uit aan communicatie dan aan onderzoek19.

Om jongerenwerk te ondersteunen en te onderzoeken of het helpt om jongeren uit de criminaliteit te houden, trekt het Rijk 2,6 miljoen uit20. Opmerkelijk genoeg gaf het dat geld niet direct aan universiteiten en jongerenwerkorganisaties, maar aan de brancheorganisatie van het jongerenwerk, Sociaal Werk Nederland. Die kreeg de opdracht om onderzoek naar het eigen werkveld te coördineren. Nog geen zeshonderdduizend euro gaat naar universiteiten, bijna het dubbele naar de brancheorganisatie zelf voor coördinatie, communicatie en het bijwonen van conferenties21.

Sinds de start van het subsidieprogramma is Preventie met Gezag alleen maar groter geworden, van 15 deelnemende gemeenten in 2022 naar 4722 nu. Van Gouda tot Rotterdam en Den Haag, allemaal krijgen ze geld van het Rijk om jeugdcriminaliteit in de kiem te smoren.

Op de achtergrond speelt iets geks: hoewel met veel urgentie miljarden worden uitgetrokken, gaat het eigenlijk best goed met de jeugdcriminaliteit. Sinds 2010 is het aantal minderjarigen dat door de politie als verdachte is geregistreerd meer dan gehalveerd23, een ontwikkeling die zich in de meeste West-Europese landen voordoet. Ondanks berichtgeving over steekincidenten blijkt het aantal wapenincidenten, drugs en geweldsdelicten onder minderjarige jongens sinds 2018 vrij constant24.

Het ministerie van JenV zegt volop in te zetten op ‘kwetsbare wijken met de grootste omvang en ernst van problematiek’25. Dat zijn niet alleen wijken met hoge criminaliteitscijfers, men kijkt ook naar andere factoren zoals welvaart- en opleidingsniveau. Een lage sociaal-economische status is ook een voorspeller van criminaliteit, is de redenering. Daardoor gaan er miljoenen naar preventie en repressie in arme wijken waar de jeugdcriminaliteit eigenlijk wel meevalt. In de aangewezen kwetsbare wijken van Maastricht bijvoorbeeld vindt de politie niet meer jeugdige criminelen dan elders in het land26.

De gemeente Maastricht stelt in een reactie dat politiecijfers niet alles zeggen omdat veel criminaliteit uit het zicht blijft. Om meer potentiële criminelen op het spoor te komen, staat in het plan van aanpak, investeert de Maastrichtse politie in meer digitale middelen en mensen die bedreven zijn in Open Source Intelligence (OSINT). Ook in Eindhoven gaat de politie een ‘dynamisch realtime intelligencebeeld’ verkrijgen van kwetsbare jongeren op basis van ‘groepscans en digitale bronnenonderzoek’. Breda zet in op de ontwikkeling van een ‘beeldkamer’, waarmee het sentiment in Breda kan worden gemonitord.

‘Kwetsbaar’ dreigt op deze manier een ander woord te worden voor ‘bijna crimineel’. Jurist en privacy expert Tijmen Wisman schrikt als hij de plannen van de politie leest. ‘Door zo dicht op de huid van kwetsbare jongeren te zitten, ga je als overheid tegenover hen staan. Het werkt stigmatiserend en wekt wantrouwen op. Het is geen acceptabele werkwijze om jongeren als potentiële crimineel te behandelen louter omdat ze in een kwetsbare buurt wonen.’

Ook commerciële partijen storten zich op de ‘preventiemarkt’. Zo ontwikkelde Leon Meijs als directeur van stichting WIJschool de zogenoemde WIJ-indicator. Leerkrachten die ‘een niet pluis gevoel’ bij een leerling hebben vullen digitaal een vragenlijst in, zegt hij. Wat hoor je in iemands denken? Of heeft die persoon een hoeveelheid cash bij dat niet past bij diens leeftijd? De software pikt dan automatisch een actie uit een databank met daarin 650 verschillende interventies, die ‘allemaal effectief bewezen en goed onderbouwd zijn.’

Meijs verdient aan de indicator via private fondsen, overheidssubsidies en bijdragen van scholen, waarvan er reeds 21 de tool gebruiken. Nu wil hij verder groeien, ‘we willen impact hebben en zijn geen hobbyclub.’ Hij is bijvoorbeeld in gesprek met Delft, dat de indicator nu misschien wil gebruiken in de kwetsbare wijken. ‘En ook bij de andere gemeenten gaan we onze diensten aanbieden.’ Er is geen tool die hier in de buurt van komt, zegt hij. ‘We lopen voor de troepen uit.’ Toch wil het Rijk Meijs niet subsidiëren. ‘Ze vinden dat we onvoldoende wetenschappelijke onderbouwing hebben. En na de toeslagenaffaire zijn ze als de dood voor dataverzameling.’

‘Het is te pijnlijk voor woorden dat het screenen van kinderen een commercieel product is geworden', zegt bijzonder hoogleraar Larissa Hoogsteder. ‘Het kan stigmatiserend werken. Door een kind te benaderen als een potentiële crimineel, bestaat het gevaar dat het zal worden tot wat de omgeving ervan vindt.’

Alles-in-één

Het is iets na twee op een dinsdagmiddag wanneer Lisa Abraham de trap oploopt naar de eerste verdieping van een basisschool in Arnhem. De leerlingen zijn net naar huis, maar voor Abraham, een jonge dertiger, begint het werk nu pas. Ze gaat zitten in een klein, sober ingericht lokaaltje met een Senseo-apparaat, een tafel en een bureau. Tegenover haar aan tafel zit de leerkracht van groep zes. Die zit daar omdat hij zich zorgen maakt over een van zijn leerlingen.

Een uur lang stelde ze de leerkracht allerlei vragen. Heeft het kind al eens iets gestolen en hangt het vaak op straat? Krijgt het wel een goede lunch mee van thuis? Wat bedoelt de leerkracht precies met dat de leerling zo vaak “boos” is?

Abraham is coach en beoordeelt samen met collega’s en de universiteit van Leiden of het kind dat hier anoniem wordt besproken een zogenoemd PIT-kind is. PIT staat voor Preventief Interventie Team en biedt een gemeente alles-in-één, van een identificatie van kinderen met probleemgedrag tot een intensief traject om dat gedrag te verbeteren. Het PIT is een van de oudste preventieprogramma’s, zou heel succesvol zijn en wordt steeds vaker ingezet.

PIT-kinderen vertonen agressief, regelbrekend gedrag, legt Abraham even later uit. 'Het zijn kinderen die een grote kans maken om af te glijden naar de criminaliteit.’ De jongen, vertelt de leerkracht in het schoollokaaltje aan de PIT-coach, maakt na een geschiedenisles over de Tweede Wereldoorlog ongepaste grappen over vergassen. Bij conflicten op school, die hij vaak zelf uitlokt, fluistert hij anderen in om te vechten, en blijft zelf buiten schot. ‘Ik denk dat dit kind zeker PIT moet krijgen’, zegt ze buiten op de speelplaats.

We willen weten waarom het kind zo reageert en wat het nodig heeft, zegt Abraham. Daarom zal de jongen - na akkoord van de ouders - allerlei testen doen, zoals een intelligentietest. Op basis van de uitslag maakt Abraham een poster voor het kind. De coach schuift een kleurrijk A4-tje over tafel, als voorbeeld. Daarop staat waar het kind goed in is en welke uitdagingen het heeft. ‘Zo leert het hoe zijn of haar brein werkt’, zegt Abraham. ‘Een jongen die bijvoorbeeld moeilijk emoties kan herkennen, leert dan om te vragen naar wat iemand voelt.’

Het Preventief Interventie Team in Arnhem wordt ingezet vanuit Preventie met Gezag en moet kinderen met zorgwekkend gedrag vroegtijdig helpen. Dat team werd dertien jaar geleden opgericht door ambtenaar Kees Loef in Amsterdam27. Het was een opdracht van wethouder Lodewijk Asscher die ‘iets wilde doen voor scholen en jeugdzorg, maar zijn plannen niet door het ambtelijk apparaat kreeg', zegt Loef vanop een terras in Amsterdam. ‘Ambtenaren zijn met handen en voeten gebonden.’

Beleidsmakers trommelen Loef wel vaker op om lastige klusjes op te knappen. Vorig jaar organiseerde hij op vraag van toenmalig minister van Justitie en Veiligheid Dilan Yesilgöz een aanpak om ‘overlastgevende’ asielzoekers te straffen en versneld het land uit te kunnen zetten. Om die groep zo groot mogelijk te maken werd bewust vaag gelaten wat overlast precies was, aldus onderzoek van NRC. Weigerachtige ambtenaren, waaronder de politiechef die waarschuwde voor risico’s op etnisch profileren, zette Loef onder druk om de aanpak toch uit te voeren.

Doe iets, beval Asscher hem dertien jaar geleden. ‘Een heerlijk vage opdracht,’ zegt Loef nu. Hij maakte met PIT-collega Rosaly Brandon een rondgang langs Amsterdamse scholen en ontwikkelde samen met de Universiteit van Leiden een aanpak voor ‘altijd lastige en boze kinderen.’ Daar hadden scholen aanvankelijk helemaal geen zin in, zegt hij. Ze vonden het slecht voor hun imago om deel te nemen aan zo’n aanpak. ‘Maar het college vond het prachtig en bleef reclame maken.’

Sinds vier jaar is Loef extern adviseur op verzoek van burgemeester Ahmed Marcouch, die in Arnhem een reeks maatregelen tegen jeugdcriminaliteit wilde aanzwengelen. ‘Er was hier niks bij mijn aankomst.’ Een van de eerste dingen die hij deed was het PIT installeren. PIT-coaches slagen erin ouders te bereiken die anders alle hulp weigeren, zegt Loef. ‘Die rammen ook gewoon de voordeur in. Ze gaan niet weg als er niet wordt opengedaan, maar blijven net zolang terugkomen tot ze de ouders spreken.’ Maar, benadrukt Loef, ‘als de ouders uiteindelijk geen PIT willen voor hun kind, beginnen we er natuurlijk niet aan.’

Scholen, eerst nog huiverig, zijn ondertussen blij met de PIT-aanpak, zegt Loef. ‘Ze zien het gedrag van hun leerlingen verbeteren.’ Ook andere gemeenten zoals Schiedam28, Leiden29 en Haarlem30 zetten het team in, gemeenten als Vlaardingen en Nieuwegein31 willen dat gaan doen. Allemaal zeggen ze dat de methode effectief zou zijn. Steeds komt dezelfde claim terug, verwijzend naar onderzoek van de Universiteit van Leiden. ‘Bij 70 procent van de kinderen lukt het om hun gedrag te normaliseren’, schrijft ook Arnhem in de plannen van Preventie met Gezag32.

‘Maar PIT moet eerst beter onderzoek doen vooraleer het zoveel reclame maakt’, zegt hoogleraar Geert Jan Stams. Het onderzoek is gebaseerd op de antwoorden van leerkrachten, die op gezette tijden een lange vragenlijst over hun PIT-leerlingen moeten invullen om te kijken of het beter met hen gaat. ‘Een subjectief oordeel en niet voldoende', zegt Stams.

Investico werkt altijd samen met andere media. Zo versterken we de onderzoeksjournalistiek in Nederland.

Lees meer over ons

‘Het onderzoek is bovendien niet transparant’, stelt Stams. ‘Het zegt wel dat 70 procent van de kinderen erop vooruitgaat, maar laat dat helemaal niet zien.’ In plaats van te tonen hoeveel kinderen met PIT erop vooruitgaan - en achteruitgaan, toont het onderzoek enkel een gemiddelde score voor alle kinderen samen, die iets beter is nadat de kinderen PIT hebben gehad. ‘Maar de kinderen vertonen dan nog steeds probleemgedrag, en de verbetering kan een heel andere oorzaak hebben dan PIT.’ Bij goed onderzoek naar de effectiviteit van een programma moet de groep met behandeling steeds vergeleken worden met een vergelijkbare groep zonder behandeling, zegt hij. ‘Maar dat doet het onderzoek niet en dan kan je ook geen conclusies trekken.’

We leggen al deze kritiek voor aan de ontwikkelaar van PIT, Hanna Swaab, hoogleraar neuropedagogiek en ontwikkelingsstoornissen aan de Universiteit van Leiden. ‘De meeste kritiek is terecht’ geeft ze toe. Negen jaar geleden stelde Swaab nog dat de eerste resultaten van het PIT-project laten zien dat ‘bij maar liefst zeventig procent van de kinderen het probleemgedrag afneemt33.’ De resultaten verschenen vijf jaar later in het proefschrift van een van haar promovendi, een publicatie in een wetenschappelijk tijdschrift kwam er nooit. ‘Dat was een eerste onderzoek’, zegt ze nu. ‘We willen nu onderzoek met een controlegroep gaan doen.'

‘Er is een wildgroei aan allerlei preventieprojecten ontstaan', zegt Trimbos-onderzoeker Martha de Jonge. ‘Er wordt onder het mom van innovatie veel prut gemaakt, omdat er veel vraag én veel geld voor beschikbaar is.’

De gevolgen zijn groot: goede interventies, die er wel degelijk zijn, worden door het optuigen van al die niet onderbouwde alternatieven minder gebruikt. Zo krijgen kwetsbare jongeren niet de hulp die ze wel nodig hebben.

Zo lijden daders niet zelden aan trauma’s, psychische stoornis of verslaving en hebben dan forensische zorg nodig. Larissa Hoogsteder is naast bijzonder hoogleraar ook directeur bij de Waag, de grootste aanbieder van ambulante forensische zorg in Nederland. ‘Verschillende gemeenten zoals Rotterdam maken onvoldoende gebruik van ons. Ze kiezen dan voor goedkopere alternatieven zoals jongerenwerkers of straatcoaches die roepen dat zij het wel aankunnen. We krijgen bij de Waag jongeren dus steeds later binnen, wanneer de problematiek al veel ernstiger is geworden. Daar maken wij ons grote zorgen over.’

Om gemeenten de weg te wijzen schreef hoogleraar Geert Jan Stams op vraag van het Ministerie van Justitie en Veiligheid een rapport34, dat in juni aan de Tweede Kamer is verstuurd. Gemeenten moeten een kleiner aantal projecten inzetten en focussen op interventies die erkend zijn, schreef Stams.

De meer fundamentele kwestie is of het wel zo’n goed idee is om al die verschillende geldpotjes voor preventie op te tuigen, constateert De Jonge van het Trimbos instituut. ‘Of het nu ondermijning, radicalisering of verslaving is. ‘Telkens worden die problemen van elkaar los getrokken’, zegt De Jonge. ‘Waarna een specifieke oplossing wordt bedacht, en een nieuwe markt gecreëerd. De meeste interventies die gemeenten inzetten zijn een schot hagel in de lucht, zonder te weten waar het doel precies staat.’

Eigenlijk weten we al lang wat werkt om al die problemen zo veel als mogelijk te voorkomen, zegt de Jonge. Algemene basisondersteuning, zoals kinderopvang, opvoedondersteuning, schuldverlichting en goed jongerenwerk. ‘Pas met die sociaal-economische basis op orde heeft het ook echt zin om extra in te zetten op specialistische interventies voor zij die het echt nodig hebben.’


  1. Onderzoekers Martha de Jonge (Trimbos) en Edwin Kruisbergen (Ministerie van JeV) schreven hier een paper over gebaseerd op internationale kennis en literatuur. Ook schreven ze een opinie in De Volkskrant. 

  2. Zie hier een bericht van de NOS over minderjarige uithalers in de haven van Rotterdam, of hier een stuk over uithalers in de haven van Vlissingen 

  3. Het aantal explosies nam sterk toe in 2023, en steeg verder in 2024 

  4. Dat schreef het ministerie in een kamerbrief over Preventie met Gezag, in 2022. ‘Hoewel de jeugdcriminaliteit in algemene zin daalt, raken meer kwetsbare jongeren betrokken bij zware vormen van criminaliteit.’ En: ‘Juist in de wijken waar de meeste kwetsbare jongeren wonen, neemt de concentratie van criminaliteit zorgwekkend toe’ 

  5. Zie deze kamerbrief over Preventie met Gezag 

  6. Structureel 143 miljoen euro per jaar vanaf 2025, zie hier 

  7. Zie deze kamerbrief over Preventie met Gezag, pagina 3 onderaan 

  8. Zie deze kamerbrief over Preventie met Gezag, pagina 4. Alsook meermaals benadrukt in communicatie van het ministerie met Investico 

  9. Meer informatie over deze commissie vind je hier 

  10. Meer informatie over de interventie van YETS vind je hier 

  11. Dat liet het ministerie ons per mail weten: ‘Gemeenten beslissen zelf welke interventies zij inzetten, aan de hand van het Kwaliteitskader zullen moeten bijstellen of stoppen. Zij beschikken dus over het meest actuele beeld van al hun interventies’ 

  12. 26 interventies hebben als voornaamste doel het voorkomen van delinquentie, 36 andere beogen externaliserende gedragsproblemen te verminderen, waardoor zij mogelijk ook een preventieve werking zouden kunnen hebben op het ontwikkelen van delinquent gedrag. Dat staat zo beschreven in het Landelijk Kwaliteitskader dat hoogleraren Geert Jan Stams en Jan Hendrik in opdracht van het ministerie schreven 

  13. Dat zijn Amsterdam, Leeuwarden, Tilburg, Breda, Lelystad en Eindhoven 

  14. Dat zijn Nieuwegein, Schiedam, Heerlen, Arnhem, Groningen, Delft, Vlaardingen, Almere, Den Bosch, Nijmegen, Venlo, Maastricht, Sittard-Geleen en Helmond. Al deze gemeenten zetten de interventie Alleen Jij Bepaalt in 

  15. De lijst: weerbaarheidstrainingen door centrum 1622, Kapot Sterk, Confrotheater, Leerlingalert, Halt les Kosten van snel geld verdienen, Halt les Groepsdruk, Halt les Geldezels, Virtual reality less mes, Escape room foute centen, Riskfactory Twente, Rebootcmp; Wie grijpt in?, Publiekscampagne Lelystad, Cyber Youth Team, Voorlichtingslessen Stichting Voorkom, Online campagne Money Makers, Voorlichting Power up, De Hosselaar game, Programma Onder mijn Ogen, Communicatiecampagne Vertel het verhaal, Bewustwordingscampagne Lives not knives met rolmodellen, Cybergame framed, Politie in de school: Vaste contact-agent voor scholen in Nieuwland en Oost, gezamenlijke voorlichting 

  16. Dat zijn Den Haag, Rotterdam, Eindhoven, Groningen, Nieuwegein, Arnhem, Schiedam, Tilburg, Heerlen, Zaanstad, Delft, Roosendaal, Almere, Enschede, Helmond, Den Bosch, Maastricht, Nijmegen, Sittard Geleen en Venlo 

  17. 3220587 miljoen euro naar onderzoek versus 10602237 miljoen naar programmamanagemen[t] 

  18. Er is geen specifiek budget voor onderzoek vrijgemaakt, liet de gemeente Investico weten op 15 april. Er gaat wel 42500 euro naar DSP voor analyse en procesbegeleiding bij het schrijven van de plannen 

  19. Den haag: jaarlijks 125000 euro naar onderzoek, 200000 naar communicatie (dat liet de gemeente Investico weten); Schiedam 232000 euro naar onderzoek, 262500 naar communicatie (bron Plan van Aanpak); Venlo 37500 euro naar onderzoek, 250000 naar communicatie (bron Plan van Aanpak) 

  20. Het project ‘Drop in’, zie hier 

  21. Dat blijkt uit de begroting die Sociaal Werk Nederland op vraag van Investico met ons deelde 

  22. In april liet het Rijk weten dat er twintig extra gemeenten worden toegevoegd aan Preventie met Gezag, zie hier. Deze gemeenten zijn niet opgenomen in onze analyse 

  23. Zie de Monitor jeugdcriminaliteit van het WODC, figuur 2.1 op pagina 11 

  24. Zie de Monitor jeugdcriminaliteit van het WODC, figuur 2.10a, pagina 26 

  25. Zie de kamerbrief over brede preventieaanpak georganiseerde en ondermijnende jeugdcriminaliteit, pagina 4 

  26. Dat blijkt uit de verkenning monitor Preventie met Gezag van het CBS 

  27. zie hier voor meer info over het PIT in Amsterdam 

  28. Zie hier 

  29. Zie hier 

  30. Zie hier 

  31. Dat staat in het Plan van Aanpak van beide gemeenten 

  32. ‘In Amsterdam is deze aanpak effectief gebleken, waar het bij ongeveer 70% van de kinderen lukt om ze goed bij te sturen en hun gedrag te normaliseren’, schrijft Arnhem op in de plannen 

  33. Dat stelt Swaab bijvoorbeeld hier 

  34. Dat rapport is hier te lezen 

Wilt u onafhankelijke onderzoeksjournalistiek ondersteunen? Word Vriend van Investico

U las de longread van dit onderzoek. Heeft u naar aanleiding hiervan een tip? Neem contact met ons op

Verdedig de rechtsstaat. Steun onafhankelijke onderzoeksjournalistiek in Nederland.

We hebben al 0 nieuwe vrienden van de 1000.

Word vriend