Nog geen jaar geleden werd Den Bosch door de makers van de Atlas voor Gemeenten uitgeroepen tot de aantrekkelijkste woonstad van Zuid-Nederland. Landelijk gezien moest de stad alleen Amsterdam, Utrecht en Amstelveen voor laten gaan. De fraaie vierde plaats (in een serieus te
nemen onderzoek) heeft Den Bosch te danken aan de gunstige ligging én aan het rijke culturele aanbod, dat een grote aantrekkingskracht heeft op hoogopgeleide en creatieve mensen.
Stel je nu voor dat je bestuurder bent van zo’n stad (of oud- bestuurder) en je leest op woensdagmorgen in het Brabants Dagblad een stevig verhaal dat serieuze vraagtekens zet bij de manier waarop Den Bosch de laatste twintig jaar met haar geld is omgesprongen. Ja, dan is het best voor te stellen dat er twee of drie wolkjes stoom uit je oren komen. Of dat je op Twitter in minder dan 140 tekens -vergeefs- je woede probeert te stillen.
Laten we toch even in alle nuchterheid naar de feiten kijken. De onderzoeksjournalisten die woensdag in het Brabants Dagblad publiceerden, wierpen vooral de vraag op hoeveel Den Bosch overhield aan de verkoop van de energiebedrijven RHN en Essent en hoe dat geld besteed werd. Het antwoord was niet dat er 700 miljoen ‘verspild’ of ‘verkwanseld’ is, zoals enkele andere media al te gretig samenvatten. Het antwoord was wél dat Den Bosch niet op een miljoentje meer of minder heeft gekeken toen het Essent-geld werd uitgedeeld. Logisch. Wie het breed heeft, kan het breed laten hangen. Of, zoals de Groningse hoogleraar Maarten Allers opmerkte: “Als ik de loterij win, ga ik ook dingen doen die ik anders nooit zou doen.”
‘Liever riolen dan violen’, zo luidde de slogan van de actiegroep die begin jaren negentig bezwaar maakte tegen het Bossche plan om een concertzaal te realiseren onder het plaveisel van de Parade. Na veel gesoebat ging er een streep door het plan, maar Bossche bestuurders bleven nog jarenlang treuren over deze ‘gemiste kans’. De enorme hoeveelheid geld die de verkoop van de eigen nutsbedrijven opleverde, bood hen een nieuwe kans.
Onder aanvoering van burgemeester Rombouts werd die met twee handen aangegrepen. In de reportage van woensdag kwamen de voorbeelden uitvoerig aan bod: behalve een nieuw stadskantoor werden De Muzerije en het Noordbrabants Museum grondig op de schop genomen. Er werd geld opzij gelegd voor een nieuw theater en een nieuwe bibliotheek.
Wie durft te beweren dat er in het stadhuis cultuurbarbaren aan de macht zijn, is gek. Al die investeringen – ik zal zowel de missers als de overbodige franje ongenoemd laten- hebben ertoe geleid dat de historische binnenstad van Den Bosch glimt als nooit tevoren. De bezoekersaantallen van het Noordbrabants Museum en het Stedelijk Museum ‘s-Hertogenbosch zijn flink gestegen, middenstand en horeca profiteren navenant. Prestige-object of niet: je hoeft geen kunstminnende doctorandus te zijn om te zien dat het nieuwe Museumkwartier de stad goed heeft gedaan.
Hoe staat het er dan bij in de buitenwijken? Of in Rosmalen, Engelen, Empel? Indachtig de slogan van toen: lekken hier de riolen en klinken op de Markt de violen? Hier en daar is best sprake van achterstallig onderhoud, maar het is overdreven te stellen dat verpaupering op de loer ligt. En zeker: de gemeente heeft de laatste jaren ook geïnvesteerd in zes Brede Bossche Scholen (de zevende is in aanbouw). Daar kwam overigens ook veel geld van het Rijk aan te pas.
Maar zeker nu de economische crisis diepe sporen trekt in de samenleving, kan het geen kwaad als de gemeente zich nou eens gaat bezinnen over de 285 miljoen euro die ze nog op de bank heeft staan. Is zo’n nieuwe bibliotheek echt nodig? Moet je de binnenstad nog uitbreiden met het GZG-terrein, in de wetenschap dat meer en meer winkels het afleggen tegen het shoppen op internet? De gemeente heeft de laatste jaren ook behoorlijk wat miljoenen gestoken in armoedebeleid en lastenverlaging, claimen Rombouts en zijn wethouders. Zelfs als dat zo is – de cijfers zijn niet helder – resteert het akelige feit dat heel wat inwoners van de gemeente het hoofd niet langer boven water kunnen houden. Eén op de drie huurders dreigt de
komende jaren onder de armoedegrens te zakken, berichtte het Brabants Dagblad in oktober.
Als dat werkelijk gebeurt, kun je niet meer vrolijk staan te pochen over het succes van het Noord-Brabants Museum. Dat is de vraag die in de publicatie van woensdag is opgeworpen: richt burgemeester Rombouts zijn gietertje op de juiste plaatsen?
René van der Lee is redacteur van het Brabants Dagblad
Dit artikel verscheen in het Brabants Dagblad