‘O‘ntluisterend vindt SP-Kamerlid Sadet Karabulut het nieuws dat een ondoorzichtige en ongereguleerde bedrijfstak duizenden mensen aan de onderkant van de woningmarkt huisvest. Door een combinatie van woningnood en langdurige leegstand is in Nederland een ware leegstandsindustrie ontstaan waarin miljoenen omgaan. Naar schatting zeventig antikraakbureaus laten mensen op basis van bruikleencontracten zonder huurbescherming in leegstaande gebouwen wonen.
Hierover schreven wij twee weken geleden in De Groene Amsterdammer. Voor Karabulut was het artikel aanleiding om een lijst van 25 Kamervragen naar minister van Wonen Stef Blok (vvd) te sturen. Daarop stemde de Tweede Kamer in met een debat over antikraak dat in december plaats zal vinden. In Utrecht werden raadsvragen gesteld en de Woonbond, de belangenvereniging van huurders, riep in een uitzending van EenVandaag op de benarde positie van antikraakbewoners te verbeteren. Wat opvalt: de discussie over de rechten van de antikraakbewoner en het nut van leegstandsbeheer loopt langs voorspelbare links-rechtslijnen. Hoewel het onderwerp sinds lange tijd weer op de agenda staat en de leegstandsindustrie volwassen is geworden, zit de politiek nog vast in haar oude patstelling.
De SP is al jaren fel gekant tegen antikraak. Voor Karabulut is glashelder wat er moet gebeuren: ‘Minister Blok zou moeten zeggen: wij willen geen bruikleen meer, geen huurders zonder enige rechten. Want eigenlijk is het natuurlijk geen bruikleen; het is een verkapt huurcontract.’ Politieke tegenpolen wijzen erop dat antikraakbewoners veel minder betalen dan voor een gemiddelde huurwoning en dus minder mogen verwachten. ‘Het lijkt mij een fair deal’, zegt vvd-Kamerlid Roald van der Linde. ‘Er is nu eenmaal een markt voor antikraak. Je hebt veel flexibiliteit en daarvoor betaal je weinig.’ Zijn collega-Kamerlid Raymond Knops van het cda vult aan: ‘Meer huurbescherming zou er ook toe leiden dat de prijs omhoog gaat.’ Regeringspartij pvda was niet bereikbaar voor commentaar.
De laatste keer dat de leegstandsbranche in Den Haag ter discussie stond was vier jaar geleden toen kraken verboden werd. Ook toen stonden politiek links en rechts lijnrecht tegenover elkaar. Rechts vond kraken diefstal van andermans bezit, links vond het een gelegitimeerde manier om aan onderdak te komen zolang er gebouwen leegstonden. Maar met de Wet kraken en leegstand hakte de Kamer in 2010 de knoop door: het eigendomsrecht ging zwaarder wegen dan het woonrecht. De omstreden wet kwam er dankzij een meerderheid van vvd, cda, ChristenUnie, sgp en pvv. De linkse partijen waren tegen een kraakverbod, maar werden gepaaid met de belofte dat er ook iets aan leegstand gedaan zou worden. De gemeenten moesten daarvoor gaan zorgen.
Dankzij deze wet kregen leegstandsbeheerders een grotere rol bij het tijdelijk opvullen van lege gebouwen. En niet zonder resultaat. Zo zag marktleider Camelot de winst verzesvoudigen. De antikraakbureaus presenteerden zich als de partij die gemeenten en andere vastgoedbezitters kon ‘ontzorgen’, al was hun reputatie op dat moment niet al te best. In de aanloop naar het kraakverbod brachten de Bond Precaire Woonvormen en de Woonbond verhalen naar buiten van privacyschending, hoge onkostenvergoedingen voor slechte woningen, en mensen die zonder pardon op straat gezet werden. De SP wilde daarom wettelijke minimumeisen aan de leegstandsbeheerders stellen, om de malafide bureaus van de bonafide te kunnen onderscheiden. Maar regeringspartij cda vond dat zelfregulering volstond: de branche mocht een eigen Keurmerk Leegstandsbeheer opstellen. De Bond Precaire Woonvormen noemt dat keurmerk een gevalletje ‘slager keurt zijn eigen vlees’, de SP vindt dat er veel te weinig zicht op het keurmerk is gehouden.
Nog steeds willen vvd en cda dat de leegstandsbeheersector de ruimte krijgt om zichzelf te reguleren. ‘Wij van de overheid denken te snel dat nieuwe regels alles kunnen oplossen’, zegt cda’er Knops. ‘Als je nieuwe regels bedenkt, betekent dat ook dat je actief moet gaan controleren en handhaven. Ik vind het keurmerk een positief signaal vanuit de sector en een stap in de goede richting.’ Karabulut van de SP ziet liever een solide wettelijk kader waarin bijvoorbeeld heldere regels staan over de privacy van bewoners en hun recht op vervangende woonruimte.
Maar het debat over antikraak-wonen gaat niet alleen over de vele duizenden bewoners die tijdelijk in leegstaande gebouwen wonen. Aan de basis daarvan ligt namelijk de ideologische tegenstelling over de vraag of wonen een vrije keuze is of een beschermd recht. En juist in die opvatting komen de partijen elkaar geen millimeter tegemoet. Volgens Karabulut zijn mensen veroordeeld tot antikraak omdat er dankzij het kabinetsbeleid steeds minder betaalbare huurwoningen zijn: ‘Er is een gigantisch tekort aan betaalbare woningen, en dat wordt voorlopig niet beter.’ Zij spreekt van ‘feodale toestanden die het gevolg zijn van de verarmingspolitiek die de regering voert’. Het cda noemt antikraak daarentegen ‘een aanvulling op het woningaanbod’, aldus Knops. ‘Bij de woonconsument is er vraag naar dit soort woningen. Het is een positieve ontwikkeling voor bepaalde doelgroepen zoals studenten of mensen die net gescheiden zijn en snel een woning nodig hebben.’
Ondanks deze verschillende opvattingen blijft de leegstandsbeheersector groeien, maar het flexibele en ongereguleerde antikraak-wonen is een uitzondering in het Nederlandse woonlandschap, dat wordt gekenmerkt door grote regeldichtheid. Sinds de Woningwet in 1901 een einde maakte aan de erbarmelijke leefomstandigheden van arbeiders in krottenwijken is de rechtspositie van huurders alleen maar versterkt. Antikraak is het onvermijdelijke gevolg van de regeldruk, denkt Van der Linde van de vvd. ‘De Nederlandse huurmarkt zit door strenge regelgeving en huurbescherming al lange tijd volledig op slot. Waar we wel beducht voor moeten zijn is dat antikraak niet in de plaats komt van woningen voor mensen in een moeilijke situatie. We willen niet dat we straks gezinnen met vier kinderen in antikraakwoningen hebben.’
De Woningwet was destijds een gedurfd experiment. Conservatieven en liberalen vonden dat de overheid zich niet moest bemoeien met huisvesting. Toch kwam de wet er, omdat marktwerking geen oplossing bood voor het huisvestingsprobleem van de armen. De Woningwet maakte volkshuisvesting ‘’s Rijks taak, en gemeentes zaak’. De overheid ging ervoor zorgen dat ook de minderbedeelden een fatsoenlijk dak boven hun hoofd kregen, een plicht die ze decennialang uitbesteedde aan woningcorporaties. De corporaties staan nu echter onder druk. Minister Blok wil dat corporaties teruggaan naar hun kerntaken: het bouwen, verhuren en beheren van sociale huurwoningen. Daarnaast moeten corporaties samen bijna twee miljard euro afdragen aan de staat. ‘Geld dat de regering via de corporaties bij de huurders weghaalt: de huren gaan omhoog en er zijn minder betaalbare woningen beschikbaar’, zegt SP’er Karabulut.
Doordat corporaties moeten inkrimpen en de huren omhoog gaan, wijkt een deel van de sociale huurders uit naar leegstandsbeheerders bij wie de woningen wel betaalbaar en toegankelijk zijn. De branchevereniging van woningcorporaties Aedes herkent dat beeld. ‘Leegstandsbeheer is een alternatief voor mensen uit onze doelgroep om in de huidige situatie op de woningmarkt aan geschikte woonruimte te kunnen komen’, laat een woordvoerder weten.
Niet alleen bedrijven, vooral ook woningcorporaties en overheden maken graag gebruik van de diensten van leegstandsbeheerders. vvd’er Van der Linde vindt dat niet vreemd: ‘Leegstandsbeheer is onmisbaar geworden. Het voorkomt verloedering van panden en buurten door toedoen van leegstand.’ Branchevereniging Aedes is bij monde van een woordvoerder nog stelliger. Zodra corporatiewoningen gesloopt of gerenoveerd worden, dreigen gebouwen en wijken te verpauperen. ‘Verhuurders zijn daarom genoodzaakt leegstandsbeheerders in te schakelen. Tijdelijke verhuur onder de leegstandswet is niet altijd mogelijk.’ Dat gaat namelijk over minimaal zes maanden wonen met een opzegtermijn van drie maanden. Antikraak is een stuk flexibeler: een opzegtermijn van 28 dagen, en de bewoners ruimen ook nog het huis voor je leeg.
De ongereguleerde werkwijze van de leegstandsbeheerders doet denken aan de ‘huisjesmelkers’ van voor de Woningwet. Aan de strikte regels en kwaliteitseisen die bijvoorbeeld voor corporaties gelden, hoeven de leegstandsbeheerders zich niet te houden. Antikrakers zijn immers geen bewoners maar bewakers van leegstaand vastgoed. Hun woning hoeft alleen wind- en waterdicht te zijn. Uitgeleefde slooppanden met schimmel op de muren zijn geen uitzondering.
Antikraakbewoners zijn in feite werknemers die op een pand passen, en daar horen plichten bij. Zo maakten wij kennis met bewoners die vloeren uit corporatiepanden moesten verwijderen en op asbest stuitten, of die met tientallen tegelijk hun woning moesten verlaten en soms geen vervangende woonruimte konden vinden. In beide gevallen waren het corporatiewoningen die via leegstandsbeheerders tijdelijk werden bewoond. Maar wie daarbij de verantwoordelijkheid voor de bewoners draagt, blijft in het midden. ‘Feitelijk zijn deze bewoners vogelvrij verklaard’, zegt Karabulut. Volgens de vvd zal extra regelgeving hun situatie echter niet verbeteren. Van der Linde:‘Ongediplomeerd asbest verwijderen is al verboden. Daar heb je geen nieuwe regels voor nodig.’
Ook gemeenten geven veel van hun leegstaande panden in tijdelijk beheer: dit voorjaar waren dat bijna negenhonderd panden van de grootste 38 gemeenten. Hoewel Utrecht niet meewerkte aan het onderzoek leidden de cijfers juist daar tot raadsvragen. De fracties van GroenLinks en SP vroegen zich onder meer af hoe de gemeente toeziet op de activiteiten van de antikraakbureaus en of zij aanvullende eisen kan stellen over bijvoorbeeld opzegtermijnen, huurprijzen en privacy.
Volgens de Utrechtse wethouder Vastgoed Paulus Jansen (SP), die de vragen moet gaan beantwoorden, zijn de mogelijkheden echter beperkt. ‘Je hebt als gemeente nul ruimte om te reguleren’, zegt hij. Vier jaar geleden, bij de invoering van de Wet kraken en leegstand, was Jansen als Tweede-Kamerlid fel tegen het gebruik van antikraak. Nu is hij als wethouder grotendeels afhankelijk van wat er in Den Haag beslist wordt. Toch wil hij het antikraak-wonen in zijn gemeente beperken. ‘Het streven is om antikraak tot een minimum terug te brengen, omdat de rechtspositie van de bewoners zo zwak is’, zegt Jansen. Hij voegt daaraan toe: ‘Antikraak is een erosie van het huurrecht.’