Onder bewind van mijn voorganger Pieter van Geel zijn een paar ontwikkelmaatschappijen tot stand gekomen om ruimtelijke doelen die de provincie, vaak in opdracht van het Rijk, niet of onvoldoende snel wist te realiseren (de directe aanleiding is de varkenspest van 1997 geweest). Dan ging het met name over het realiseren van de Ecologische Hoofdstructuur, het tegengaan van ongebreidelde groei en verstening in het buitengebied en het weghalen van leegkomende boerderijen om te voorkomen dat er allerlei ongewenste bedrijvigheid in het buitengebied zou plaatsvinden. Daartoe zijn de TOM (Tuinbouwontwikkelingsmaatschappij) en de Ruimte voor Ruimte-regeling in het leven geroepen. Los van de financiële zaken, die overigens nog niet helemaal uitgekristalliseerd zijn, hebben ze maatschappelijk gewerkt zoals ook uit rapporten van de rekenkamer en evaluaties blijkt. De terugverdientijd van de Ruimte voor Ruimte, die stond op 2018, zal waarschijnlijk langer worden door de crisis die de bouwwereld al sinds 2007 in zijn greep houdt. Overigens is bij beide regelingen winst maken nooit het oogmerk geweest, maar het realiseren van maatschappelijk gewenste effecten tegen zo min mogelijk publiek geld. Het eerste is grotendeels gelukt, het tweede staat zoals aangegeven onder druk.
Na 2006 zijn deze initiatieven gevoegd bij een aantal andere gewenste ontwikkelingen die te maken hadden met onder andere het reconstructiebeleid. Het Rijk wilde per se dat de intensieve veehouderij alleen nog ontwikkelmogelijkheden zou krijgen in zogenaamde landbouwontwikkelgebieden (LOG’s). Daartoe is een landelijke verplaatsingsregeling in het leven geroepen die financieel te weinig prikkels gaf tot werkelijk verplaatsen. Het Rijk heeft wel met de zogenaamde zandprovincies prestatieafspraken vastgelegd in convenanten waaraan geld gekoppeld zat. De provincie Noord-Brabant heeft met boerenbelangenorganisaties en milieubewegingen afspraken gemaakt en voorstellen uitgewerkt die moesten toezien op een versnelde verplaatsing van boerderijen uit kwetsbare gebieden die vervolgens heringericht konden worden voor natuurontwikkeling. Gemeenten kregen daarbij de mogelijkheid vrijstaande huizen te bouwen aan de rand van het dorp om een en ander financieel mogelijk te maken. Daartoe is het grondontwikkelbedrijf opgericht. De aankoop van de gronden van Heijmans paste daarin. We hebben toen bewust geen gronden gekocht in bebouwde gebieden, omdat die niet pasten in het beleid. Zoals ik opmerk bij de passage in het artikel zijn de gronden in 2010 alsnog door een onafhankelijke taxateur getaxeerd. Deze kwam tot de conclusie dat de gezamenlijke gronden op het moment van de aankoop een hogere waarde hadden dan de prijs die de provincie er voor betaald heeft. Ik hecht er aan dat u dat voor de correcte weergave ook meldt!
De verplaatsingen zijn om meerdere redenen nauwelijks van de grond gekomen: maatschappelijke protesten tegen de LOG’s, de gevolgen van de Q-koorts en de maatschappelijke onrust die daardoor ontstond, te weinig medewerking van gemeenten danwel zelfs tegenwerking, weinig animo bij de boeren zelf die liever op hun eigen plek wilden uitbreiden. Kortom, van de realisering van de reconstructiewet die was ingesteld na de grote varkenspest van 1997 – en waarin brede corridors moesten worden gemaakt tussen varkensgebieden om te voorkomen dat een nieuwe pest zou overslaan – , is weinig terecht gekomen. De samenleving is wat dat betreft weinig maakbaar…. en dat hadden we natuurlijk al eerder vastgesteld.
Tot slot dient de participatie in campussen en grote ontwikkelingen ook gezien te worden in het licht van een andere rolopvatting van de overheid. De overheid trok en trekt zich steeds meer terug als subsidiegever op alle terreinen. Zie bijvoorbeeld ook de cultuur. Zo zijn allerlei regelingen rondom stads- en dorpsvernieuwing in de loop der jaren afgeschaft. Normaal zou zo’n ontwikkeling als de Bergsche Haven daaronder gevallen zijn. Dat is ook de reden dat het Rijk voor 5 miljoen meedeed. Wij hebben toen het geld er revolverend in gestoken. In de oude-stijl-provincie was het een subsidie geweest en zou het daarmee afgeboekt worden van de rekening van de provincie.
De ontwikkeling van Aviolande moet gezien worden in het licht van het feit dat het onderhoud van de JSF’s (in ieder geval Noorwegen, Nederland, Italië) naar Nederland en meer specifiek naar vliegbasis Woensdrecht én Fokker zou komen. Boeing heeft zich om die reden ongeveer in die tijd ook gevestigd op Aviolande. Door het getreuzel over de aanschaf en hoeveel vliegtuigen er zouden komen én door het vertraagde en steeds duurder wordende JSF-project in de VS zelf, is van een vliegende start aldaar geen sprake geweest. Het is nog niet verloren, maar het wordt er niet gemakkelijker op. Het Rijk stimuleerde deze ontwikkeling overigens ook. StorkFokker wilde toentertijd direct van de gronden af en dreigde te vertrekken; dat hebben we voorkomen door ze medeaandeelhouder te maken van de ontwikkeling.
De opgeworpen vraag wie ervan heeft geprofiteerd is een heel terechte, tegelijkertijd hebben Provinciale Staten gekeken op welke wijze het publieke geld dat door de verkoop van Essent – iets dat door de landelijke wetgeving van minister Van der Hoeven, de zogenaamde splitsingswet afgedwongen werd – het beste kon terugvloeien in de samenleving waar het welzijn en welvaart optimaal zou kunnen borgen dan wel verhogen. Als dat geld er niet was geweest, waren er veel van dit soort initiatieven niet gekomen. Van de andere kant: als je ziet hoe de Vattenfalls en RWE’s van deze wereld er nu voor staan, zouden we nu geen tot veel lagere dividenden uitgekeerd krijgen. En Brabant heeft dat door de reserveringen in ieder geval weten te voorkomen dankzij de verkoop en de twee miljard op de bank. Die keerzijde mag ook worden genoemd. Want al is het vaak makkelijk met de kennis van nu de handelingen van toen te beschimpen, één ding hebben GS toen goed voorzien: de toenemende dividenduitkeringen konden door niemand gegarandeerd worden, terwijl een dergelijke hoge verkoopprijs eenmalig zou zijn. ook al was de verkoop afgedwongen door Den Haag en gevoelsmatig contre coeur zoals we toen ook in opiniebladen hebben geschreven.
Paul Rüpp was van 2003 tot 2009 provinciebestuurder voor ruimtelijke ontwikkeling. Nu is hij voorzitter van het College van Bestuur van Avans Hogeschool. De en het Brabants Dagblad vroegen hem te reageren op de artikelen.