Schuldenaren leven in een eigen, verscholen wereld, aan de randen van de steden. In de metro of tram blijven ze zitten tot de laatste haltes, maar ze wonen nooit verder dan een half uurtje van het centrum. Zij leven in een parallelle wereld, waar geld wordt verdiend met hun schulden en waar buren en families met elkaar ervaringen uitwisselen over bewindvoerders, pinnen bij de Wehkamp en de gemeentelijke toeslagenpotjes voor schoolreisjes. Termen als beslagvrije voet, vertragingsrente, WSNP en boedelbeslag zijn gesneden koek. Bedrijven als DirectPay, GGN en Vesting Finance zijn hen net zo bekend als Starbucks, Marqt en Ekoplaza bij de hoge middenklasse.
Lange tijd leefden ze niet alleen in de marges van de steden, maar ook in de marges van het publieke bewustzijn. Want wie schuldig is, die moet zich schamen, niet te veel opvallen. Dat begon anderhalf jaar geleden te veranderen: omroep Human zond de bejubelde documentaireserie Schuldig uit, die een inkijkje gaf in het leven van schuldenaren in Amsterdam-Noord. Verschillende media doken op de oorzaken van de schuldenproblematiek in Nederland. Steeds meer verhalen over de complexiteit van de problematiek waarin mensen met betalingsproblemen belanden vonden hun weg naar het publiek.
Wildernis
Voor De Groene Amsterdammer onderzocht platform voor onderzoeksjournalistiek Investico samen met Nieuwsuur de ‘incasso-industrie’. We toonden hoe een heel stelsel van schuldkopers, gegevenshandelaren en zelfs een privaat bedrijf dat zich voordeed als rechter geld verdienen aan mensen zonder geld. We moesten constateren dat Nederlandse schuldenaren zowel uit de normale economie als uit de rechtsstaat zijn getrapt. Wie de rekening niet kan betalen moet bivakkeren buiten de stadsmuren, in een wildernis waar alles van b-kwaliteit is, waar je geen recht hebt op hulp, op privacy en zelfs niet op een eerlijk proces. Het in de laatste decennia ontstane schuldengetto is hardnekkig, een al dan niet onvoorzien gevolg van bewuste politieke keuzes en het resultaat van een diepgeworteld moralisme. Serieuze plannen om de schuldenaren terug uit de wildernis te halen heeft de overheid niet.
Natuurlijk volgde er op al die media-aandacht voor armoede en schulden een reactie van het kabinet. Het regeerakkoord bevatte al het voornemen om een ‘schuldenrechter’ aan te stellen, een rechter die overzicht moet proberen te krijgen van álle problemen die een gedaagde teisteren. Vooralsnog is dat gebleven bij drie probeersels in Amsterdam, Tilburg en Limburg.
Nadat ze dit voorjaar een heus ‘schuldenmanifest’ in ontvangst had genomen, opgesteld door de documentairemakers van Human en een journalist van De Correspondent, presenteerde staatssecretaris van Sociale Zaken Tamara van Ark een lijst met maar liefst veertig maatregelen in het kader van het ‘Actieplan brede schuldenaanpak’. De Correspondent kopte: ‘Zelfs de VVD-staatssecretaris begint te schuiven: onze campagne om de schuldenindustrie te veranderen slaat aan’. Ook de NOS beschreef hoe het kabinet mensen uit de schulden zou helpen. Het stond eindelijk op de agenda en we gingen er wat aan doen!
Lange lijst met vage oplossingen
Het zag er ook heel serieus uit, dat puntenplan. Maar zoals vaker in de Haagse politiek moet een lange lijst met deeloplossingen verhullen dat de kern van het probleem in stand wordt gelaten. Toegegeven, het plan bevat een handjevol veelbelovende maatregelen. Zoals het direct uitbetalen van de zorg- en huurtoeslagen aan zorgverzekeraars en corporaties en heldere maatregelen om te zorgen dat mensen hun bestaansminimum niet zomaar verliezen aan een incassobureau. Maar voor de rest is het puntenplan ronduit vaag. Zo wil de overheid meer ‘rekening houden met het “doenvermogen” van mensen’ – een taak die is neergelegd bij het ministerie van Justitie en Veiligheid in samenwerking met het ‘Behavioural Insights Netwerk Nederland’ – en wil men overgaan tot het ‘verkennen van oplossingsrichtingen’ met liefst zes verschillende ministeries.
Bij nadere bestudering wekt het plan de indruk dat een ambtenaar net zo lang met een ideeënbus langs de verschillende ministeries is geweest tot het indrukwekkende getal ‘veertig’ werd bereikt. Zo wordt het vinden van oplossingen voor privacyproblemen bij het delen van gevoelige persoonsgegevens binnen het ministerie en tussen ministeries en gemeenten bijvoorbeeld tweemaal geteld. Net als het ‘voorkomen en verminderen van laaggeletterdheid’ en ‘aandacht voor laaggeletterdheid’. Heel belangrijk allemaal, maar natuurlijk vooral in algemene zin; het is moeilijk vol te houden dat dit specifieke, directe maatregelen tegen schuldenproblematiek zijn.
Het is grote maatschappelijke en politieke winst dat iedereen schuldenproblematiek ‘urgent’ vindt, maar waar het de overheid aan ontbreekt is een heldere formulering van wat nou eigenlijk het structurele probleem is. Opmerkelijk genoeg wordt nergens in de lijst met maatregelen en onderzoeken een woord vuil gemaakt aan een van de belangrijkste oorzaken van schulden: mensen met schulden hebben simpelweg te weinig geld.
Dat die simpele ernst nog niet is doorgedrongen tot de regering bleek afgelopen september bij de presentatie van de miljoenennota: vanaf 1 januari gaat de btw omhoog en worden de energierekening en de zorgpremie duurder. Driemaal een knauw voor mensen met een laag inkomen. In 2019, een jaar waarin het kabinet naar eigen zeggen een scala van financiële meevallers kan uitdelen, blijkt dat uitkeringsgerechtigden er met 0,8 procent de helft minder op vooruitgaan dan de gemiddelde Nederlander. Een stuitend slecht resultaat. Zeker in het licht van de waarschuwingen van het Sociaal Cultureel Planbureau, dat twee jaar geleden al berekende dat ruim de helft van mensen met een laag inkomen geen financiële tegenvaller van meer dan driehonderd euro kan verwerken zonder zich in de schulden te steken.
Vaste lasten
Zolang we niet onderkennen dat er bij veel mensen, zowel werkenden als zieken of werklozen, te weinig geld binnenkomt, veroordelen we grote groepen burgers tot een parallelle economie waar woekeraars geld aan hen verdienen. Want wie geen geld heeft, mag niet meedoen. Neem het verhaal van Angela, die alleen onder een pseudoniem in de krant wil. ‘Vroeger had ik een best goed salaris, werkte ik hele dagen. Maar ik kwam in een scheiding en verhuisde met mijn nieuwe man naar een woning in de vrije sector. Twee jaar geleden verloren we allebei onze baan en kwamen we in de bijstand.’
In korte tijd kelderde hun inkomen, moesten ze verhuizen en konden ze de rekeningen niet meer betalen. Het evenwicht in hun financiële situatie was verstoord en ze tuimelden de financiële malaise in. ‘Onze nieuwe woning had enkel glas. We schrokken ons rot van de eindafrekening van het energiebedrijf. En ik blijf het zeggen, de zorgverzekering is veel te duur. We krijgen wel toeslagen, maar daarmee kom je er bij lange na niet. Dan moet je keuzes maken en betaal je wel eens de zorgpremie niet. Wij hebben helemaal geen gekke dingen gedaan, maar we kregen de vaste lasten gewoon niet betaald.’
Precies dat punt, dat de meeste schulden ontstaan vanwege simpele huis-tuin-en-keukenrekeningen blijft in de overheidsplannen geheel buiten beeld. Het is de keerzijde van dertig jaar privatisering van nutsvoorzieningen. Publieke goederen die eerst een recht waren zijn tegenwoordig een product geworden dat je moet inkopen op een markt, met geld dat sommige mensen niet hebben. Het is een ongemakkelijke waarheid waar bestuurders liever niet aan willen. In plaats daarvan pakt de staatssecretaris ‘excessen in kredietverlening’ aan en worden er talloze pilots, onderzoeken en samenwerkingsverbanden uit de grond gestampt om ‘verantwoord financieel gedrag in Nederland te bevorderen’. Maar hoe verdeel je ‘verantwoord’ het geld dat je niet hebt, maar wél moet betalen?
Woekeraars
De nutsbedrijven waar Angela haar vaste lasten moest inkopen ontdoen zich al snel van Angela’s openstaande rekeningen én hun verantwoordelijkheid. Zo verkocht Essent haar onbetaalde rekening door aan woekeraar DirectPay, dat voor een fractie van de boekwaarde openstaande schulden opkoopt en ze vervolgens met harde hand uitwint. De schuldkoper ging zelfs zo ver om via de rechter beslag te leggen op Angela’s volledige banksaldo. Bij de kassa in de supermarkt moest ze ontdekken dat haar rekening was leeggehaald. Om het geld terug te krijgen moet je klagen bij de bank, die stort dan ‘een beslagvrije voet’ – een wettelijk bepaald bestaansminimum – terug. Afhankelijk van de deurwaarder kan dat enkele dagen of enkele maanden duren. Met aftrek van administratiekosten.
De opties om een verstandige keuze te maken raken zo langzaam maar zeker op. Toen haar zoon voor de defensie-opleiding plots zevenhonderd euro studiekosten moest betalen, besloot Angela te gaan ‘pinnen’ bij de Wehkamp. ‘Ik googelde op “money” en kwam op een site van Wehkamp. Je kunt daar gewoon geld bestellen, je klikt een icoontje aan en dan storten ze geld op je rekening. Het is heel verleidelijk, zeker als je in de problemen zit. Natuurlijk, je lost er niks mee op, want dat geld moet je terugbetalen, plus flinke rentes. Maar ja, op dat moment kon ik heel even doen wat nodig was voor mijn zoon.’
Het hele verdienmodel van woekerende incassobedrijven en onverantwoorde kredietverleners is geschapen door een overheid die weigert te onderkennen dat veel gezinnen te weinig geld hebben om op een geprivatiseerde markt hun basisvoorzieningen te kopen.
En als het dan eenmaal misgaat, blijf je opgesloten in de parallelle ‘rommel-economie’. Angela en haar man bankierden bij verschillende banken en wilden alles oversluiten naar één rekening om beter overzicht te krijgen. Ook dat kon niet. Angela bleek genoteerd te zijn als wanbetaler en kon bij geen enkele bank terecht. Ze wilde verantwoordelijkheid nemen en orde op zaken stellen – precies zoals de staat van haar verlangt – maar dat mocht niet meer van de bank.
Morele Paradox
Angela is bij lange na niet de enige die geen uitweg meer ziet uit haar situatie. Want niet alleen banken houden je buiten de boot op grond van je ‘betaalmoraal’, incassobureaus handelen inmiddels ook in ‘kredietscores’: een samenvatting van jouw (wan)betaalgeschiedenis die ze doorverkopen aan derden, zoals het energiebedrijf dat een hogere borg zal rekenen indien je te boek staat als uitvreter. Of verzekeraars, die je op grond van je slechte kredietscore weigeren voor een voordelige collectieve regeling. Telefoonbedrijven kunnen je op grond hiervan weigeren voor een abonnement of aansluiting.
Daar kun je op twee manieren naar kijken. Enerzijds kun je denken: ‘Dit is waanzin, een negatieve kredietscore verbant je naar een economie van b-kwaliteit, naar woekerbedrijven, waar je nog meer voor moet betalen ook. Het helpt je alleen maar dieper in de problemen.’ Anderen denken wellicht: ‘Geef die banken, verzekeraars en telefoonbedrijven eens ongelijk, waarom zouden zij een klant moeten accepteren die een bewezen wanbetaler is? Dat risico mogen ze toch afdekken?’
En dat tweede perspectief is precies hoe de Nederlandse staat over schulden denkt. Die ziet schuldenproblematiek toch vooral als een kwestie van consumenten en bedrijven, waar de overheid niet te veel in moet interfereren. Door al te dogmatisch te leunen op dit heilige onderscheid tussen markt en staat ontwikkel je inderdaad een bijzonder opgeruimde kijk op schulden. Maar precies dat opgeruimde perspectief verhult dat het hier gaat om zoveel meer dan alleen ‘handelsgeschillen’ tussen consumenten en verkopers.
Die blik is niet enkel een technocratische, neoliberale laissez-faire-kijk op schulden, het is ten diepste een moreel standpunt. Schulden zijn immers al een heel stuk ouder dan de moderne markteconomie. En ook de drang tot het registreren en verbannen van schuldenaren is niets nieuws. In zijn boek Debt: The First 5000 Years vertelt antropoloog David Graeber hoe de pakhuizen van het oude Mesopotamië al vol lagen met kleitabletten waarop de schulden in spijkerschrift nauwkeurig werden bijgehouden. Ook de bekende Nederlandse term ‘kerfstok’ stamt nog uit een tijd waarin goed werd geregistreerd wie aan wie precies iets schuldig was.
Graeber laat zien dat ‘brede schuldenproblematiek’ een terugkerend historisch fenomeen is dat geregeld tot grote crises leidt. De armen in Babylon en omstreken hadden vaak geen andere keuze dan te gaan zwerven door de woestijn om aan hun schuldeiser te ontvluchten. Overigens pas nadat ze al jaren hun arbeid en hun dochters hadden weggegeven in een poging de rekening te vereffenen.
Achter de eeuwige wederkeer van schuldenproblemen schuilt volgens Graeber een diepe morele paradox, eentje die zelfs aan de wortel ligt van onze morele en theologische concepten. We leven namelijk met twee geboden: een dat stelt dat je geen schulden aan mag gaan, dat je eenieder moet betalen en geven wat haar of hem toekomt. En een ander gebod dat je verbiedt om te woekeren, om anderen tot schuldenaar te maken. Christelijke theologie, met haar nadruk op het idee dat we allemaal altijd al schuldig zijn en tekortschieten, waardoor we de plicht hebben om onze schuldenaren te vergeven, is een zoveelste uitwerking van die morele ‘schuldenparadox’.
Graeber schetst een wereldgeschiedenis die wordt voortgedreven door constante spanningen tussen die twee geboden; een strijd tussen debiteuren en crediteuren. En al maken we elkaar tegenwoordig niet meer zo makkelijk tot slaaf en zijn de ‘debt prisons’ en rasphuizen verleden tijd, de kabinetsplannen vallen net zo goed ten prooi aan Graebers paradox. Zo wil het kabinet ‘excessen’ in kredietverlening aanpakken – kredietverstrekkers mogen niet meer woekeren.
Maar tegelijkertijd moeten schuldenaren vooral worden aangespoord om al hun schulden in te lossen. In een filmpje op de VVD-website benadrukt staatssecretaris Van Ark dat alle schulden moeten worden afbetaald, zij het ‘op menselijke wijze’. Vergiffenis en een kwijtschelding van een deel van de schulden hoort daar in de VVD-visie niet bij.
Tweederangs burgers
En de resultaten zijn er naar. Het Nibud berekende vorige week dat bijna een kwart miljoen Nederlandse huishoudens die in ernstige betalingsproblemen verkeren geen schuldhulp krijgen. Dit zijn mensen die de huur niet meer kunnen betalen en van wie bijvoorbeeld de stroom is afgesloten. De WSNP, de regeling ‘wettelijke schuldsanering natuurlijke personen’, biedt schuldenaren de mogelijkheid om uit het schuldengetto te stappen. Onder bewind gesteld door een rechter moeten ze gedurende drie jaar zo veel mogelijk schulden terugbetalen aan hun schuldeisers. De rest wordt kwijtgescholden en zo worden schuldenaren na afloop van de drie jaar weer opgenomen in de maatschappij, als gezonde consumenten.
Maar steeds minder mensen kunnen aanspraak maken op de regeling, doordat de regering sinds 2008 de toegang bewust heeft bemoeilijkt. In 2017 werden 8305 schuldsaneringen uitgesproken, 1495 minder dan in 2016. Ter vergelijking: in 2007, het jaar vóór de crisis, waren het er nog ruim 15.000.
Het afsnijden van de weg naar vergiffenis van schulden is vanuit het perspectief van een kleine en ‘gezonde’ overheidsbegroting niet te verdedigen. De WSNP wordt namelijk grotendeels door de schuldeisers betaald, in tegenstelling tot de schuldhulpverlening of een bewindvoerder, waarbij de overheid meestal opdraait voor de kosten. Maar daar gaat het deze regering niet om, schuldenaars moeten gestraft en verbannen, zélfs als dit de overheid meer geld kost. Niemand wil geloven dat schuldenaren hun leven kunnen beteren. De enige verklaring voor die irrationele houding is de diepgewortelde moraal van schuld en boete.
Omdat we schuldenaren zijn gaan zien als paria’s, die moreel gebrekkig zijn omdat ze stelen en hun deel weigeren te betalen, kunnen wij ons ook ontdoen van onze morele plichten jegens hen. Dit werkt zelfs door tot in de rechtsstaat. Daar zien we dat de overheid schuldenaren behandelt als tweederangs burgers, die minder aanspraak kunnen maken op rechten die ooit voor iedereen golden.
‘Eigenbijdragesamenleving’
In 2017 verscheen het inzichtrijke boekje Rafels aan de rechtsstaat, geschreven door toen nog advocaat Ferdinand Grapperhaus, nu minister van Justitie en Veiligheid. ‘Zouden er echt geen rechtelozen in onze samenleving zijn?’ is de belangrijkste vraag voor Grapperhaus. Helaas, waarschijnlijk zijn ze er wel, moet hij constateren. We leven inmiddels in een ‘eigenbijdragesamenleving’, waarin mensen éérst moeten betalen voordat ze recht krijgen op wat vroeger grondrechten waren, zoals zorg, verzekeringen of een eerlijk proces. ‘Die eigen bijdrage drukt veel zwaarder op de lagere inkomens dan op de hogere – materieel en moreel.’
In het boek waarschuwt hij dat de geëiste eigen bijdragen ‘voor degenen die toch al in meer opzichten outsider zijn een ontmoedigende bevestiging van die positie’ vormen. Deze mensen krijgen het signaal dat ze zich in de samenleving ‘moeten inkopen’. De armen in Nederland hebben zo niet slechts een tekort aan geld, maar komen in een ‘gecumuleerde achterstand’ terecht.
Een schrijnend voorbeeld zijn voor Grapperhaus de kosten van een procedure bij de rechter: de griffierechten. ‘Die zijn de laatste jaren bewust zo hoog gemaakt dat mensen met veel lagere inkomens niet zo gauw zullen proberen hun recht te halen’, schrijft Grapperhaus. Sinds 2011 zijn de kosten opgelopen tot wel 450 euro, waardoor een gang naar de rechter voor veel mensen buiten bereik is komen te liggen. En wanneer je als schuldenaar een zaak van je schuldeiser verliest, moet je die 450 euro aan de rechtbank betalen, boven op je schuld.
Verdienmodel
Maar die hoge griffierechten hebben nog een derde effect, want ook deze overheidsmaatregel schept weer een dubieus verdienmodel. Het waren precies de griffierechten waardoor een merkwaardig bedrijf, robotrechtbank e-Court, jarenlang kon claimen dat de procedures bij deze private geschillenbeslechter goedkoper waren, voor schuldeiser én voor wanbetaler. De ‘robotrechter’ van e-Court velde automatisch vonnissen aan de hand van een algoritme, schuldenzaken werden ‘gebundeld’ zodat over een veelheid van dossiers één keer werd gevonnist en uitspraken niet openbaar werden gemaakt. In het najaar van 2017 had e-Court een deal met vrijwel alle zorgverzekeraars van Nederland en internetbedrijf bol.com om mensen die wanbetaalden direct door te sturen naar het algoritme. Dat zou neerkomen op vele tienduizenden zaken per jaar – geheel buiten het zicht van de rechtsstaat.
Een gezamenlijk onderzoek van Nieuwsuur, Investico en De Groene Amsterdammer naar de praktijken van e-Court zorgde afgelopen januari voor veel opschudding. De voorzitter van de Raad voor de rechtspraak noemde e-Court voor de camera een ‘ontransparant zwart gat’. Een maand later lag de robotrechter plat. Maar dat was dus pas na een hoop maatschappelijke onrust. Tot dan toe vond politiek Den Haag e-Court alleen maar prachtig en innovatief.
Het is dan ook hoopgevend dat minister Sander Dekker afgelopen november aankondigde de griffierechten voor kleine schulden te verlagen, zodat de ‘gewone’ rechter ook voor de armen toegankelijk blijft. Overigens gaan de tarieven voor hogere vorderingen juist omhoog. De rechtspraak als geheel mag de schatkist niet meer gaan kosten, vindt Dekker. In dat hogere segment vallen bijvoorbeeld bedragen voor achterstallige huur. En ook hier staan de alternatieve geschillenbeslechters klaar om tegen lagere tarieven aan de slag te gaan.
Help ons dieper graven
Investico zoekt door waar anderen ophouden. Wij kunnen onze diepgravende onderzoekjournalistiek echter niet maken zonder de hulp van onze lezers, volgers en donateurs.
Met alleen het verlagen van de griffierechten kunnen armen bovendien nog steeds niet volwaardig aanspraak maken op de rechtsstaat. Daarvoor is ook goede rechtsbijstand onontbeerlijk. En dat is juist iets waar Dekker op wil bezuinigen. Het is nu al zo dat een schuldenaar geen recht heeft op een vergoeding voor een advocaat voor zaken over het opeisen van schulden. Dat is ooit bedoeld om te voorkomen dat burgers elkaar voor iedere betwiste grijpstuiver voor de rechter dagen. Maar de uitwerking van de regel is behoorlijk desastreus, want voor incassobedrijven is het op deze manier ‘vrij schieten’ op hun crediteuren.
Bezuinigen
Rechtbanken in Nederland worden overladen met schuldzaken die copy-paste en in digitale formats zijn opgesteld. Ruim tien procent van de schuldzaken in Nederland wordt inmiddels aangespannen door slechts vijf incassobureaus. Jaarlijks gaat het om tienduizenden zaken. Veel van de onderliggende dossiers voor de rechtszaken zitten vol met fouten en met dubieuze of zelfs ronduit fictieve rentes en extra kosten.
In Limburg en Amsterdam kijken de rechtbanken nu naar de onderliggende dossiers en tikken ze de incassobedrijven op de vingers. Een goed begin, maar ook nog een incidentele aanpak. Eigenlijk zou je, wanneer een professioneel incassobedrijf je voor de rechter sleept, direct aanspraak moeten kunnen maken op professionele verdediging.
Minister voor Rechtsbescherming Sander Dekker (VVD) wil daar helemaal niet aan. Afgelopen september werd bekend dat het ministerie juist veel meer wil bezuinigen en de ‘vanzelfsprekende aanwezigheid’ van advocaten in het civiel en bestuursrecht volledig wil afschaffen. Dat zou de staat vierhonderd miljoen euro per jaar opleveren. Hoe mensen met een laag inkomen dan nog toegang houden tot het recht, daar wordt op het ministerie ‘nog mee geworsteld’, aldus de Nederlandse Orde van Advocaten die meepraat over de plannen. Men denkt aan een rol voor verzekeraars, zoals Achmea.
Deze maatregel verbant schuldenaren nog verder naar een inferieure, parallelle afdanksamenleving waar ze hun rechten moeten opgeven en zich moeten schikken naar de grillen van schuldkopers, datahandelaren en robotrechters. Eén schuldenrechter en veertig onsamenhangende plannen en maatregelen gaan daar in ieder geval geen einde aan maken.
Schaamte
Schuldenaren mogen niet klagen. Letterlijk niet: alle instituties zijn ingericht op het idee dat cliënten dankbaar moeten zijn met iedere hulp die ze geboden wordt. Hoe denk je ergens recht op te hebben, als je al op zoveel plekken schulden hebt en als wanbetaler te boek staat?
e-Court was een privaat bedrijf, maar het functioneerde in feite als een van de vele instituties die schuldenaren uit het reguliere rechtssysteem trappen en hen zelfs het recht op een eerlijk proces ontnemen. Hetzelfde geldt voor gemeentelijke baliemedewerkers die hulpzoekenden wegsturen en rechters die hun dossiers niet lezen. Grapperhaus de advocaat schetste in zijn boek hoe de hele rechtsstaat uit elkaar valt wanneer die niet voor iedereen toegankelijk is. ‘Uiteindelijk gaat het niet alleen om gezamenlijk gedeelde opvattingen over wat de regels zouden moeten zijn, een werkende samenleving heeft ook nodig dat iedereen aan de wetten meedoet.’ Een samenleving waarin schuldenaren zich niet meer op bepaalde wetten of instituties kunnen beroepen, is geen samenleving meer, aldus Grapperhaus. Dan valt de maatschappij ‘op alle niveaus uit elkaar’.
De gevolgen van een desintegrerende maatschappij laten zich raden en tonen zich elders al: onderzoekers uit het Verenigd Koninkrijk lieten bijvoorbeeld zien dat blootstelling aan austerity veruit de belangrijkste oorzaak was voor het stemmen op de UK Independence Party en vóór de Brexit. Austerity betekent letterlijk strengheid, versobering. In de praktijk komt het neer op het afbreken van publieke voorzieningen en het stopzetten van maatregelen die inkomensongelijkheid terugdringen.
Grapperhaus twijfelde openlijk of ‘de lat van de rechtvaardige samenleving wel eens te hoog zou kunnen liggen voor de moderne westerse maatschappij’. Wie een jaar lang bij schuldenaren over de vloer komt, kan niet anders dan het daar hartgrondig mee eens zijn. Net als met de conclusie: ‘De eigenbijdragesamenleving vormt niet alleen een barrière om van een bepaalde voorziening gebruik te kunnen maken, het is een samenleving die de burger ontmoedigt om eraan deel te nemen.’
De schuldenaar moet zich schamen. En al deze mensen schamen zich. Daarom doen ze zich niet gelden en slaan ze niet met de vuist op tafel. Ze hebben hun recht van spreken verspeeld. Schuldenaren kunnen zich tegenwoordig niet meer openlijk beroepen op hun grondrechten. Maar dan kun je je voorzichtig gaan afvragen wat die grondrechten nog waard zijn. Er is geen rechtsstaat meer, wanneer je je moet inkopen. Of zoals Grapperhaus in zijn boek schrijft: ‘Was het niet Thorbecke die ervoor waarschuwde dat wanneer de kloof tussen arm en rijk te groot werd, wetgeving nog slechts de betekenis van ironie zou hebben?’
Dit artikel verscheen bij De Groene Amsterdammer