Een greep uit de verkiezingsprogramma’s van een aantal politieke partijen: ‘Verplicht aandeel duurzaam voor energiebedrijven zorgt voor honderd procent duurzaamheid in 2050’; ‘Europa in 2050 geheel voorzien van duurzame energie’; ‘Kernenergie en energie uit kolen hebben niet de toekomst; we verlenen geen nieuwe vergunningen’; ‘Duurzame energie is dé kans voor nieuwe economische activiteiten zodat ons land koploper wordt in innovatie en kennis’; ‘Kolencentrales en kernenergie zijn op de lange termijn niet meer nodig’.
Met de realiteit hebben de groene toekomstschetsen nog weinig van doen. Nederland behoort met 4,3 procent duurzame energieopwekking tot de Europese achterblijvers, terwijl er in Brussel is afgesproken dat ons land in 2020 een aandeel moet hebben van veertien procent groene energie. Het huidige kabinet van vvd en pvda zet daarop in ‘met een ambitieus internationaal klimaatbeleid’ en ‘kiest voor zestien procent duurzame energie in 2020’.
Maar over die doelstelling van zestien procent wordt tussen de coalitiepartners nog wel flink gesteggeld. Dat bleek drie weken geleden tijdens het begrotingsdebat van Economische Zaken. vvd-energiewoordvoerder René Leegte stelde toen dat de internationale concurrentiepositie van Nederland niet in gevaar mag komen door klimaat- of energiebeleid. Hij verwees naar een evaluatiemoment in 2016, en voegde daaraan toe: ‘Voor de vvd is het duidelijk dat het evaluatiemoment niet voor spek en bonen is. Als blijkt dat zestien procent niet reëel is, gaat het wat ons betreft niet door.’ Zijn coalitiegenoot Jan Vos, energiewoordvoerder van de pvda, was onaangenaam verrast: ‘In het regeerakkoord hebben wij gezamenlijk de afspraak gemaakt om onvoorwaardelijk zestien procent duurzame energie in Nederland te realiseren in deze regeerperiode.’ De reactie van Leegte: ‘Het woordje “onvoorwaardelijk” heb ik niet gezien. In het regeerakkoord staat “kiezen”.’
Het is een kenmerkend dialoogje. In de afgelopen tien jaar is er veel gepraat over groene energie maar is er voornamelijk geïnvesteerd in fossiel. Meer dan vijf miljard euro betaalden buitenlandse energieproducenten voor drie nieuwe kolencentrales en de overheid investeerde voor ongeveer acht miljard euro in pijpleidingen in binnen- en buitenland en gasopslag in Nederland. Zo groeit Nederland uit tot dé fossiele energieleverancier van Europa. De energie-intensieve industrie, de gassector en de Tweede Kamer hebben daar vol op ingezet, zo viel te lezen in het onderzoeksdossier Land van gas en kolen dat De Groene Amsterdammer onlangs publiceerde (nummer 4 van 23 januari).
Volgens pvda’er Jan Vos is het niet vreemd dat Nederland zo inzet op fossiele energie: ‘Politiek is uiteindelijk niks meer dan het behartigen van de belangen van een grote groep mensen en die zitten voor een groot gedeelte in fossiele energie.’ Aan de discussie in de Kamer met coalitiepartner Leegte wil de energiewoordvoerder van de pvda niet te veel woorden vuil maken. ‘Minister Kamp heeft gezegd dat hij die doelstelling van zestien procent gaat halen. En ik vertrouw erop dat hij zijn belofte ook gaat waarmaken.’ Voor vvd-Kamerlid René Leegte ‘staat betaalbaarheid voorop’, vandaar zijn kanttekeningen bij de doelstellingen: ‘We gaan er allemaal vanuit dat we de doelstelling gaan halen, ik sta er alleen wat nuchterder in, ik denk dat veertien procent al moeilijk zal zijn, laat staan zestien procent.’
Om de doelstelling van zestien procent te halen heeft het kabinet middels een opslag op de energierekening van burgers en bedrijven dit jaar drie miljard euro beschikbaar gesteld om duurzame energieprojecten voor de komende jaren te ondersteunen. De subsidie moet burgers en bedrijven stimuleren om te investeren in de meest efficiënte en goedkope manier van duurzame energieopwekking. ‘Het is niet aan mij om inhoudelijk te kiezen wat er moet gebeuren op energiegebied’, zegt Leegte. ‘De politiek moet de normen aangeven. Wij zeggen wat de speelruimte is waarbinnen de private sector aan de slag moet en wat de doelen zijn. Private investeerders kunnen als markt de beste oplossing vinden voor wat wij vragen. Dat is precies hoe het moet zijn.’ Ook de pvda laat het over aan de markt. Vos: ‘We hebben ervoor gekozen om deze subsidie te verlengen zodat er een goed investeringsklimaat is. We garanderen zekerheid voor de lange termijn, zodat de sector aan de slag kan.’
De overheid, zo lijkt de consensus onder de middenpartijen, moet bij de transitie naar een duurzame energievoorziening aan de zijlijn staan. Vanaf daar moet de markt geprikkeld worden om te investeren in groene energie. Politici schermen dan ook trots met hun subsidie en daarmee wordt ook een flinke slag gemaakt richting meer duurzame energieopwekking, maar een koerswijziging is het zeker niet. Het energiebeleid is nog steeds fossiel. Bovendien verdient het rijk meer dan elf miljard euro per jaar aan aardgas en het heeft daarom goede redenen er nog decennia aan vast te houden. Nederland wil zelfs uitgroeien tot de ‘gasrotonde’ van West-Europa, internationaal knooppunt van gashandel en -opslag. Dat betekent dat er in de Tweede Kamer zelden een meerderheid is om prioriteit te geven aan de ambitie om te vergroenen en daarmee de belangen van de industrie of de gassector op de tweede plaats te zetten. De politiek deinst terug als de fossiele belangen mogelijk geschaad worden en dan blijken alle groene praatjes geen knip voor de neus waard.
De grote macht van de industrie en de geringe invloed van de Tweede Kamer waren goed zichtbaar in de aanloop naar de drie nieuwe kolencentrales op de Maasvlakte en in de Eemshaven. Multinationale energie-intensieve bedrijven als aluminiumfabrikant Pechiney en chemiereuzen dsm en AkzoNobel voerden in 2003 druk uit op het rijk vanwege de relatief dure energievoorziening – de hoge prijs zou ten koste gaan van de werkgelegenheid, dreigden ze. EZ-minister Brinkhorst besloot dat er meer goedkope kolenstroom moest komen en nodigde een jaar later buitenlandse energieproducenten uit. Pas in 2007, toen de vergunningsaanvragen voor nieuwe kolencentrales al waren ingediend, bemoeide de Kamer zich serieus met de nieuwe centrales, die ten minste tot 2050 blijven staan. Het was al te laat om ze tegen te houden of om klimaatmaatregelen af te dwingen – voor zulke maatregelen was overigens ook geen meerderheid.
Kamerlid Paulus Jansen, sinds 2006 energiewoordvoerder van de sp, wijst op de liberaliseringsagenda die is ingezet door de paarse kabinetten. ‘De elektriciteitsmarkt is onder d66-minister Brinkhorst volledig geliberaliseerd, en de producenten zijn geprivatiseerd. De overheid heeft daarmee de regie over de elektriciteitssector uit handen gegeven aan de markt. Volgens mij is dat een principiële fout geweest, die nu bijna niet meer ongedaan te maken is.’ Heeft de politiek zichzelf daarmee buitenspel gezet? ‘Ja, in hoge mate.’
d66-energiewoordvoerder Stientje van Veldhoven vindt dat onzin: ‘Brinkhorst heeft heel logische dingen gedaan die nu goed uitpakken voor consumenten. Er is een geliberaliseerde Europese energiemarkt en het bedrijfsleven maakt daar gebruik van zoals je van het bedrijfsleven mag verwachten. Maar de internationale markt is imperfect en overheden proberen dat op nationaal niveau op te lossen. Er wordt gevraagd om vergroening maar daaraan zijn geen marktprikkels verbonden. Dat is het probleem.’
Waar de Tweede Kamer, zij het veel te laat, debatteerde over de vervuilende kolencentrales, is er nauwelijks gediscussieerd over de toekomstige rol van gas in Nederland. Via staatsbedrijf Gasunie heeft de overheid miljarden geïnvesteerd om Nederland te positioneren als gasrotonde van Europa. Die strategie wordt door elke politieke partij in Nederland gesteund, uitgezonderd de Partij voor de Dieren, maar de controle van parlementariërs erop is zeer gering. Dat werd duidelijk bij de aankoop van een groot Duits gasnet in 2007. In de Tweede Kamer werden daarover pas vragen gesteld toen de deal van 2,15 miljard euro al rond was. De aankoop was een cruciale stap om de gasrotonde te realiseren, en een kostbare: er moest in de volgende jaren ruim anderhalf miljard euro op de investering worden afgeschreven.
Het kwam sp-Kamerlid Jansen koud op z’n dak: ‘Op het moment dat wij hoorden over de aankoop van Gasunie in Duitsland was het al beklonken. Ik had verwacht dat er grote verontwaardiging over was, maar dat was helemaal niet zo. Er was toentertijd maar één ander Kamerlid dat er kritische vragen over stelde.’ Tegelijkertijd is hij realistisch genoeg om te beseffen dat Nederland in hoge mate afhankelijk is én blijft van gas: ‘Zelfs als we maximaal inzetten op energiebesparing en verduurzaming, dan hebben we met het huidige gasverbruik ook na 2050 nog gas nodig.’
Dat de Nederlandse afhankelijkheid van gas zelfs uitstijgt boven de veiligheid van burgers beseffen de veertigduizend Groningers die boven het gasveld van Slochteren wonen eens te meer. Vier aardbevingen in twee weken en de aangetoonde relatie tussen gaswinning en de kans op steeds zwaardere aardbevingen is niet voldoende om maar een kuub gas minder omhoog te pompen. Aan het advies van Staatstoezicht op de Mijnen dat het verstandig is om de gaswinning terug te schroeven wordt vooralsnog geen gehoor gegeven, ook niet na de oproep van een minderheid van de Kamer om twintig procent minder gas te winnen. De regeringspartijen kunnen de gaskraan moeilijk dichtdraaien, dan ontstaat er een gat in de begroting. EZ-minister Kamp is bereid een jaar lang het risico te nemen. Hij wacht tot een tiental rapporten hem tot een keuze zal dwingen.
‘Op het moment dat wij hoorden over de aankoop van Gasunie in Duitsland was het al beklonken’
Het rijk verdient niet alleen jaarlijks zo’n 11,5 miljard euro aan gas, het is als eigenaar van Gasunie en aandeelhouder van GasTerra – samen met oliebedrijven Shell en ExxonMobil – ook direct betrokken bij de levering en verkoop van gas. Tegen die achtergrond vinden parlementariërs het dan ook meer dan logisch dat Nederland middels de gasrotondestrategie haar belang in gas uitbreidt. PvdA’er Jan Vos: ‘Je hebt gas, je bent er goed in en vervolgens ga je er verder mee. Dat vind ik niet zo gek.’
Kortom, de Tweede Kamer zet in op gas en heeft ingestemd met de komst van drie nieuwe kolencentrales. Een transitie naar duurzame energie komt in ieder geval niet van de overheid; aan de fossiele belangen van de industrie en de gassector wordt niet getornd. Nederland groeit, met dank aan het parlement, uit tot dé fossiele energieleverancier van Noordwest-Europa. Die ontwikkeling baart JanVos geen zorgen: ‘Het is veel efficiënter om de kolen in Rotterdam te verstoken en vervolgens die stroom te transporteren dan die kolen eerst naar Duitsland te brengen en daar te verstoken. De verscheping is niet meer nodig, dus je bespaart co2-uitstoot.’ De volgende stap is volgens vvd’er Leegte om samen te werken met het buitenland om de duurzame doelstellingen te halen. ‘Het is gewoon goedkoper om windstroom uit Duitsland op te tellen bij onze doelstelling. Dat is een kwestie van geld. Zeker in een economische crisis moet je niet meer geld uitgeven dan nodig is.’