Vooral de rijke huishoudens profiteren van de belastingverlagingen op brandstof en energie. Het kabinet keert die compensatie uit vanwege prijsstijgingen als gevolg van de oorlog in Oekraïne. Van de 2,1 miljard euro die het kabinet uittrekt uit om de belasting op brandstof en energie te verlagen, komt het grootste deel, 660 miljoen euro of een derde van de totale belastingverlaging, terecht bij de rijkste twintig procent van Nederland. Dat blijkt uit berekeningen van onderzoeksplatform Investico voor Trouw en De Groene Amsterdammer.
Volgens minister Sigrid Kaag van Financiën is de verlaging van de btw en benzineaccijns vooral ook bedoeld om de zogeheten middeninkomens tegemoet te komen, maar deze groep ontvangt in totaal 418 miljoen euro, ofwel een vijfde van het subsidiepakket. ‘Mensen met de hoogste inkomens worden zo relatief fors gecompenseerd’, concludeert Frans Rooijers, onderzoeker en directeur van adviesbureau CE Delft, die de berekening controleerde.
Nieuwsbrief
De huishoudens met het laagste inkomen (tot €22,600 per jaar) ontvangen gezamenlijk 240 miljoen euro, ofwel elf procent van het verlichtingspakket. Zij profiteren het minste van de belastingverlagingen. Wel ontvangen de allerarmsten onder hen – de zogeheten minima rond het bijstandsniveau – een eenmalige energietoelage van achthonderd euro. Dat geldt niet voor de overige 800 duizend huishoudens in de laagste inkomensgroep, die een inkomen hebben tussen het bijstandsniveau en een jaarsalaris van €22,600.
De verschillen ontstaan doordat de overheidsmaatregel in feite een korting is op de prijs van benzine, diesel, gas en elektriciteit. Arme huishoudens gebruiken gemiddeld minder brandstof en energie dan rijke huishoudens, en zien daardoor relatief minder terug van de overheidsmiljarden.
Vooral de groep ‘net-niet minima’ valt door de kabinetsmaatregelen tussen wal en schip, zegt Rooijers. Zij hebben wel te maken met forse lastenstijgingen, maar profiteren gering van het maatregelpakket.
Rooijers deed onderzoek naar de rechtvaardigheid van het klimaatbeleid. Hij noemt compenseren via de energiebelasting of accijnzen “eigenlijk nooit rechtvaardig”. “Het kabinet zou met datzelfde geld een veel grotere groep armen kunnen compenseren met een energietoeslag of bijvoorbeeld een tegemoetkoming die gekoppeld is aan de zorgtoeslag. En ook dan houd je de uitvoeringskosten laag”.
Volgens Marieke Blom, hoofdeconoom bij ING, laat de berekening “haarfijn” zien dat het kabinet met de regelingen niet de doelen haalt die ze zelf stelt. “Dit soort maatregelen moeten altijd specifiek gericht zijn op de laagste inkomens. Zo houd je ook het totaalbedrag voor de overheid laag. Nu gaat de overheid grote sommen geld lenen op kosten van toekomstige generaties. En dat geld besteedt de overheid vooral aan de rijkste mensen. Het is alsof je de spaarpot van je kinderen stukslaat om een hoog uitgevallen restaurantrekening te betalen”.
Veertig tegenover 28 procent gecompenseerd
Het Centraal Planbureau voorspelde onlangs dat de laagste inkomensgroepen zo’n 550 per jaar aan kostenstijging van hun energierekening kunnen verwachten. Daar komen de toegenomen uitgaven aan brandstof nog bij. Uit de doorrekening van de kabinetsplannen door Investico blijkt dat de ‘net-niet minima’ in deze groep met gemiddeld 150 euro gecompenseerd worden.
De huishoudens met de hoogste inkomens zien hun energierekening stijgen met zo’n duizend euro per jaar, maar zij worden voor ruim vierhonderd euro gecompenseerd. Een deel van deze compensatie zal overigens terechtkomen bij bedrijven die gebruik maken van lease-auto’s en bedrijfswagens.
Het kabinet ziet de nu toegepaste btw- en accijnsverlaging waarvan iedereen profiteert als een van de “weinige mogelijkheden” om de almaar stijgende brandstof- en energierekening “te dempen”. Het rekende enkel de effecten door voor de btw-verlaging op energie, blijkt uit navraag door Investico bij de ministeries van Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Juist de accijnsverlaging op brandstof levert het meeste op voor rijke huishoudens.
Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid erkent dat het verlagen van de btw en accijns ook gevolgen heeft voor mensen met hogere inkomens, maar dat de maatregelen “relatief meer” doen voor mensen met lagere inkomens. Deze laatste bewering onderbouwt het ministerie niet.