‘Wij injecteren vertrouwen in de samenleving.’ Zo zag Jenny Thunnissen, voormalig directeur-generaal van de Belastingdienst, haar werk. Acht jaar was ze een loyale spil in de top van de Nederlandse fiscus. Naar verluidt durfde geen staatssecretaris het debat met de Tweede Kamer aan zonder haar steun in de coulissen. Thunnissen overzag de introductie van een radicaal nieuwe inspectiemethode bij de Belastingdienst: horizontaal toezicht. Daarin spreekt de fiscus met een groep grote bedrijven af dat ze vrijwel geen boekenonderzoek meer zal doen als die bedrijven beloven netjes belasting te betalen. Een win-win-situatie, in elk geval voor de betrokken bedrijven. Maar veel blinder dan dit zou blind vertrouwen nooit worden. Bij het einde van Thunnissens ambtsperiode in 2008 had de Belastingdienst te maken met grote tekorten en organisatorische chaos. Ambtenaren konden het werk niet meer aan. Inspecteurs klaagden dat ze geen steun, geen concrete regels en geen mandaat meer hadden.

Thunnissen vertrok naar het ministerie van Infrastructuur & Milieu waar ze toezichthouder werd op het destijds nog veelbelovende NS-project Fyra. Geen letterlijke toezichthouder natuurlijk. ‘De dienst kijkt niet onder de treinen’, zei ze later. Ook bij de hogesnelheidstrein gold ‘toezicht op afstand’. Ook hier draaide alles om ‘vertrouwen’. Thunnissen: ‘Als mensen met wantrouwen worden benaderd, schieten ze in de weerstand en gaan ze smoezen bedenken. Dan zeggen ze: die inspecteur komt later nog maar een keertje terug.’ De leden van de parlementaire enquêtecommissie voor de Fyra vielen bij haar verhoor van verbazing zowat van hun stoel.

Na ruim vijf jaar diepgaand onderzoek door journalisten van Investico naar uiteenlopende maatschappelijke kwesties zien we één constante: aan de basis van elke magistrale mislukking staat een trouwe en behulpzame manager of bestuurder. Van de poging van de Nederlandse staat om het bedrijfsleven groener en duurzamer te maken tot de pijnlijke spagaat van de Autoriteit Financiële Markten, en van de afbraak van de Belastingdienst tot het hervormen van de zorg: als er ergens een elite te vinden is die aan de slag kan en kundig en slim genoeg zou zijn om het verschil te maken, kwamen we die hier tegen. In het openbaar bestuur; in de subtop van het bedrijfsleven; in gemeentebesturen en in de diffuse, weidse wereld van toezichthouders, arbiters en controleurs.

‘Wij injecteren vertrouwen in de samenleving’

Jenny Thunnissen, voormalig directeur-generaal van de BelastingdienstTweet dit

Deze elite bestaat uit leden van de bestuurskaste die zichzelf ziet als creatieve manager of flexibele bestuurder met loyaliteit aan de publieke zaak. In werkelijkheid, concludeerden we telkenmale na ons onderzoek, zijn het uitvoerders. Soms vol overtuiging, soms tegen wil en dank en vaak met een eigen twist of verhaal, maar toch: uitvoerders van de alomvattende, onbetwiste moraal in bestuursland die neerkomt op heilig vertrouwen in de markt. Een optimistisch vertrouwen, dat bijna altijd uitmondt in uitbestede verantwoordelijkheid. Niet de minister is verantwoordelijk voor de energiehuishouding, dat is de markt. Het is niet aan de toezichthouder om op onderzoek uit te gaan, want dat kan pas als voldoende consumenten klagen en dat regelt de markt.

Het lijkt de minst controversiële elite die je kunt bedenken, deze keurige ambtenaren, bestuursvoorzitters, rechters, dijkgraven, toezichthouders, consultants en senior-activisten. Het zouden Groene-abonnees kunnen zijn. Ze zijn stuk voor stuk alleraardigst en altijd op zoek naar het volwassen compromis of de miraculeuze win-win. Voor henzelf is dat onproblematisch omdat ze juist graag het oliemannetje willen zijn dat een soepele samenwerking op gang brengt tussen overheid en markt. In het slechtste geval zien ze zichzelf als burgemeester in permanente oorlogstijd, wiens taak het is om de afbraak van de verzorgingsstaat zo elegant mogelijk te managen. Maar altijd is er dat vertrouwen in ‘de markt’.

Geloofwaardigheid van de overheid

Afgelopen zomer schreef Herman Tjeenk Willink, voormalig vice-voorzitter van de Raad van State, minister van Staat en bestuurslid van Stichting Investico, een beschouwing na zijn mislukte poging om als informateur een kabinet te vormen. Het ging over de geloofwaardigheid van de overheid en had als titel Over de uitvoerbaarheid en uitvoering van nieuw beleid. Drie A4’tjes, meer was het niet. Maar hij oogstte er lof en bewondering mee onder parlementair journalisten die zijn analyse herkenden. Nieuwe kabinetten zijn steevast te ambitieus en willen te veel, schrijft hij. Ze vragen zich nauwelijks af wat de voorgaande reorganisaties hebben teweeggebracht. Nieuwe regels worden op oude gestapeld, zonder te vragen of het nieuwe onderdeel wel in de oude motor past. De kans dat de burger verdwaalt, wordt steeds groter. ‘Hoe legitiem is een openbaar bestuur waarin alleen de meest competente burgers, en dan nog soms met moeite, zelf hun weg kunnen vinden?’

De bestuurselite laat dit gebeuren uit loyaliteit, denkt Tjeenk Willink. Dat klinkt positief maar is in feite een probleem waar nieuwe bewindslieden volgens hem alert op moeten zijn. ‘Departementen en uitvoeringsorganisaties proberen altijd uit loyaliteit aan de bewindsman of -vrouw tot het uiterste te gaan om nieuwe politieke wensen – boven op de oude – ten uitvoer te brengen.’ Ook als politieke plannen en wensen eigenlijk onuitvoerbaar of praktisch ongewenst zijn, bereikt dat inzicht dus zelden de minister.

Tjeenk Willink identificeert een bestuurlijke ‘tussenlaag’ bestaande uit ‘ambtenaren en deskundigen, rekenmeesters en onderzoekers, communicatiedeskundigen en toezichthouders, (commerciële) adviseurs en (proces)managers’. Tussenbestuurders die zorgen dat de boel blijft lopen, de pleuris niet uitbreekt en voorkomen dat de minister (vandaag) struikelt. ‘Het is een tussenlaag geworden van gelijk denken, gelijk spreken en gelijk doen.’

Dat gelijke denken, spreken en doen raakt maar al te vaak volledig losgezongen van de werkelijkheid. De houding van deze kaste doet denken aan een beroemde sovjetmop: een inspecteur uit Moskou brengt een bezoek aan een kolchoz en vraagt naar de opbrengst van de oogst. ‘Kameraad inspecteur’, antwoordt de boer, ‘de oogst was beter dan ooit tevoren, indien we alle aardappelen zouden opstapelen zouden ze reiken tot aan de voet van God.’ ‘Kameraad boer’, bijt de inspecteur hem toe, ‘dit is de Sovjet-Unie, hier is geen God!’ Waarop de boer opgelucht ademhaalt: ‘Gelukkig, kameraad inspecteur, want er zijn ook geen aardappelen.’

Voor de boer en de inspecteur maakt het niet uit dat het verslag van de oogst niet in lijn is met de realiteit, als het maar in lijn is met Moskou. Het is een leeg begrip van de partijdoctrine. Zoals ook de Nederlandse bestuurlijke mantra van uitbesteden, extern inhuren, uitrekenen, voorspellen, rapporteren en vervolgens privatiseren steevast om slechts de veronderstelde zegeningen van de markt draait. Niet om een werkelijke verbetering in de werkelijkheid, daarbuiten, voor de mensen die het aangaat.

Op belangrijke aspecten van de Sovjet-Unie, zoals de goelag, gaat de vergelijking mank, natuurlijk. Het enige wat wij onze bestuurlijke tussenlaag verwijten is immers een onverbeterlijk vertrouwen in ‘de markt’. Maar dat is niet zomaar. Dat vertrouwen gaat samen met wantrouwen jegens het eigen oordeel, de verantwoordelijkheid en verdedigbare standpunten van de bestuurder zelf. Vertrouwen en optimisme vallen samen met een gebrek aan bereidheid om tegendraads te zijn of publiekelijk stennis te schoppen. Nergens is dit probleem beter zichtbaar dan bij de vele toezichthouders die de overheid in het afgelopen decennium heeft opgetuigd om ‘de markt’ te omarmen maar tegelijk in het gareel te houden. Dat begint al bij de naam: elders heet een toezichthouder een ‘regulator’, iemand die de regels stelt. In Nederland ziet de toezichthouder toe en blijft het vaak daarbij.

Toezicht

Eind jaren negentig las Jeroen Kremers, topambtenaar op het ministerie van Financiën, een misleidende advertentie van een bank die een ‘winstverdriedubbelaar’ aanbood – eentje uit de categorie woekerpolissen en rentederivaten. Het financiële product bevatte elementen van verzekeringen, beleggingen en bankieren. Kremers stuurde een kopietje naar alle drie de financiële toezichthouders die hiermee te maken hadden: De Nederlandsche Bank voor het bankieren, de Pensioen & Verzekeringskamer voor het verzekeringselement, en de Stichting Toezicht Effectenbeheer voor het beleggingsaspect van het product. ‘Wie gaat hier wat aan doen?’ vroeg hij erbij.

afm Kamagurka

Longread

Het toezichtsprookje

De crisis lijkt voorbij. Strenge regels en daadkrachtige toezichthouders moeten de burger…

Niemand gaf thuis. ‘Ze wezen allemaal naar elkaar’, vertelde Kremers later. ‘Geen van de drie wist wiens verantwoordelijkheid het was om in actie te komen.’ Voor zijn ministerie van Financiën was dit het startschot om een organisatie op te tuigen die expliciet de consument in bescherming neemt: de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Maar ook de AFM kreeg bij haar conceptie een giftig geschenk mee. Als eerste taak moet de autoriteit consumenten beschermen, als tweede moet zij ‘het vertrouwen in de financiële markten’ bewerkstelligen.

In een ideale wereld vallen de twee zaken samen en zorgt harde consumentenbescherming voor vertrouwen. In de praktijk gaat dat vaak anders. De opdracht om vertrouwen te scheppen maakt de toezichthouders bij de AFM in de praktijk medeverantwoordelijk voor het in stand houden van een ‘goed imago’ van de branche die ze geacht worden te controleren. De autoriteit ziet zichzelf als een didactisch instituut, als een ouder die zijn kinderen regelmatig tot orde roept. Niet boos, maar teleurgesteld. Favoriet instrument zijn ‘normoverdragende gesprekken’ en ‘dialogen’ met de sector. Het wettelijke mandaat om handhavend op te treden pakt vooral uit als dreigmiddel om bedrijven, bijvoorbeeld grote accountantskantoren, te bewegen tot het bedenken van een gedragscode voor zichzelf. Alsof de Nederlandse financiële sector een 4-havo-klas is op een Montessorischool.

Bij de afwikkeling van de twee grootste financiële schandalen uit de recente geschiedenis – de grootschalige verkoop van woekerpolissen door verzekeraars en het verkopen van bedrieglijke renteswaps door de banken – was de AFM praktisch afwezig. Klachten van consumenten verzandden in lange procedures en de werknemers van de autoriteit beten hun tanden stuk op de complexiteit van de financiële producten. Genoegdoening kregen gedupeerden slechts een enkele keer, via de rechter, na een eindeloze juridische strijd.

In december 2015 zou de AFM eindelijk met een langverwacht rapport over de renteswap-affaire komen. Dat werd vlak voor de deadline weer ingetrokken. Met schaamrood op de kaken moest de autoriteit bekennen dat ze het dossier had overgelaten aan een veel te juniore medewerker, en dat het op deze manier niet naar buiten kon. Dat zo’n onervaren toezichthouder überhaupt op zo’n gewichtig dossier terecht kan komen, hangt samen met de organisatiefilosofie van de autoriteit. Die is afgekeken van het fameuze consultancybureau McKinsey, hofleverancier van de tussenlaag-elite, waar steeds nieuwe consultants op steeds nieuwe cases worden gezet om te achterhalen wat ze waard zijn.

omslag22

Longread

McKinsey, handelaar in bedrijfsgevoelige informatie

McKinsey & Company presenteert zich als de nummer één van de adviesbureaus.…

In het kabinet-Rutte III is McKinsey-vennoot Wopke Hoekstra de nieuwe minister van Financiën geworden. Hij promoveert naar de eredivisie van de topelite. McKinsey, bleek uit ons profiel van de organisatie, is een commercieel adviesbureau dat voor één opdrachtgever en voor veel geld telkens terugkerende bestuurlijke kwesties versimpelt tot een Excel-sheet of zelfs uitsluitend een Powerpoint-presentatie, en daar gestandaardiseerde methodieken voor hanteert. Heel handig voor een bedrijfsreorganisatie. Maar niet de manier om het renteswap-debacle bij de kladden te grijpen en de complexe belangen van kleine ondernemers, consumenten, burgers, bestuurders en banken te beoordelen.

Laks of onvolledig toezicht maakt de zaak bovendien erger. Consumenten gaan er immers vanuit dat de toezichthouder z’n werk wel zal doen en verkopers kunnen hun relatie met de toezichthouder aanvoeren als ‘keurmerk’ of bewijs van goed gedrag. Terwijl de AFM hopeloze gesprekken en dialogen voerde over de uitgave van de renteswaps konden banken in presentaties aan hun klanten geruststellend mededelen: ‘Wij staan onder toezicht van de AFM.’

Privacy-waakhond Autoriteit Persoonsgegevens (AP) doet het wat dit betreft niet beter. Afgelopen maand onthulde Investico voor De Groene Amsterdammer dat de autoriteit had zitten slapen terwijl incassobureaus zich omvormden tot databedrijven, die zwarte lijsten aanleggen van iedereen die in Nederland wel eens een rekening niet heeft betaald. Op radiostation BNR kwam AP-voorzitter Aleid Wolfsen deemoedig vertellen dat hier ging om een ‘nare handel’ in persoonsgegevens, maar dat er inderdaad al veertien jaar geen onderzoek is gedaan naar de sector.

Hoe kan het dat bedrijven claimen dat hun bedrijfsvoering is goedgekeurd door de autoriteit? Dat gebeurt wel vaker, zei Wolfsen, maar dan blijkt bij nader onderzoek dat het bedrijf wel degelijk onrechtmatig heeft gehandeld. Hij leek te suggereren dat er weinig anders op zit dan dit te accepteren. De autoriteit is nu eenmaal ‘een kleine en kwetsbare organisatie’, aldus de toezichthouder op onze privacy. Wolfsen is oud-burgemeester en oud-Tweede-Kamerlid en honderd procent bestuurselite. Waarom trekt hij niet openlijk ten strijde tegen de minister om zijn organisatie wél groot en sterk te maken, desnoods met behulp van een harde publiekscampagne? Of heeft hij zijn huidige baan juist gekregen omdat hij zoiets nooit zou doen?

ACM

Longread

‘Het mag niet van de ACM’

Hoewel zelden fysiek van de partij, is kartelwaakhond Autoriteit Consument en Markt nooit…

Het systeem kent nóg een toezichthouder die geacht wordt op te komen voor de burger als consument en dat lang niet altijd doet. Dat is kartelkraker Autoriteit Consument en Markt (ACM). De ironie is dat deze toezichthouder soms succesvol met de vuist op tafel slaat, maar dat dit dan gebeurt om ‘de markt’ te beschermen. Zo hield de ACM een initiatief tegen waarbij boeren en supermarken onderling afspraken om beter voor kippen te zorgen. Klinkt als wenselijk – maar volgens EU-regelgeving kan zo’n onderlinge afspraak een vorm zijn van kartelvorming. Dat moet de ACM verbieden. Op dezelfde wijze greep de autoriteit in bij fysiotherapeuten. Zij moeten over tarieven onderhandelen met een informeel oligopolie van drie grote zorgverzekeraars, maar mogen zich in die strijd niet organiseren door gezamenlijke eisen te stellen. Hun eisen over hogere tarieven kunnen óók kwalijk zijn voor de consument. Ook al hebben drie zorgverzekeraars samen negentig procent van de markt in handen, fysiotherapeuten blijven zzp’ers die aan kartelvorming zouden doen als ze collectief optrekken.

Hetzelfde overkwam banken toen zij onderling wilden vastleggen dat er naast wettelijke ook ethische grenzen zijn waaraan ze zich als branche wilden houden. Bijvoorbeeld in een convenant waarin ze beloven dat niemand meer zou investeren in zaken die te maken hebben met slavernij of wapenhandel. Klinkt geweldig, maar kijk uit, zei de kartelwaakhond. Het delen van vertrouwelijke informatie tussen concurrenten is problematisch, ook al gaat dat om informatie over mensenrechtenschenders. Daar kunnen de banken hoge boetes voor krijgen. En als alle banken afspreken dat ze met een bepaalde klant geen zaken meer doen, komt dat neer op een boycot. Dat is verboden.

Nog een: vier jaar geleden presenteerden maar liefst tachtig verschillende onderhandelaars het SER-energieakkoord met maatregelen voor een groene, duurzame economie. Ondertekenaars waren onder meer Shell, VNO-NCW, Greenpeace, Bouwend Nederland, Stichting Natuur & Milieu en de branchevereniging van energiebedrijven. Een belangrijk punt in het akkoord was het gezamenlijke voornemen om alle kolencentrales van voor 1985 te sluiten. Een goed en efficiënt idee, vond bijna iedereen. Zo komen we in één klap van de meest vervuilende CO2-kannonen af. Het mocht niet van de ACM. Zo’n plan is immers een kartelafspraak. Dat heeft de EU verboden.

‘We worden van twee kanten bekritiseerd!’

Daar ligt steevast het ‘succes’ van de waakhond: in de handhaving van regels met een strenge EU als boeman op de achtergrond. Wij zijn geen brave pennenlikkers die graag dingen verbieden, bezweert voorzitter Chris Fonteijn van de toezichthouder. Maar de rechter kijkt mee over zijn schouder en de Europese Commissie is nog veel strenger dan wij. ‘We worden van twee kanten bekritiseerd!’

Willen we zo’n toezichthouder? Of willen we een autoriteit die bij maatschappelijke dilemma’s de publieke arena betreedt om dingen gedaan te krijgen? Iemand die het podium zoekt om te zeggen: we hebben een maatschappelijk probleem dat wij als toezichthouder niet alleen kunnen oplossen en dus, heren en dames politici, het is nu aan u. Neem uw verantwoordelijkheid; maak een wet. In Duitsland bijvoorbeeld is bij wet geregeld dat zzp’ers die actief zijn in de kunsten zich wel collectief mogen organiseren. Bondskanselier Merkel regelde bij wet dat Duitse kerncentrales versneld gesloten zouden worden. Voor bijna elk gerechtvaardigd belang is een wet te maken; daar heeft de EU niets op tegen. Maar dat vergt politieke moed en inderdaad iets minder heilig vertrouwen in de markt.

‘Probleemeigenaar’

Veelzeggend waren de interne documenten van het ministerie van Economische Zaken die Investico verkreeg door een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur. Die gingen over het besluit van de ACM om de sluiting van kolencentrales te dwarsbomen. In een interne nota worden de opties gewogen van het scenario waarin de minister inderdaad ‘per wet kan besluiten’ om de centrales dicht te gooien. Het grootste bezwaar, schrijven de ambtenaren, is dat ‘de overheid feitelijk de verantwoordelijkheid voor de “deal” naar zich toe trekt. De minister wordt probleemeigenaar.’

Daar steekt de cynische variant van het marktoptimisme de kop op: laat marktpartijen het probleem onderling maar oplossen. Een wettelijk besluit maakt de minister verantwoordelijk. Volgens de brave, loyale beleidselite is deze ministeriële verantwoordelijkheid voor het algemeen belang niet zoals het hoort, maar juist een bezwaar. Want een wet is een keuze en met een keuze kan iemand het oneens zijn. Bestuurders die keuzes maken halen zich alleen maar problemen op de hals.

Een dossier waarin ‘de markt’ al jaren als oplossing wordt aangeroepen is de zorg. Boosheid en frustratie over die marktwerking waren aanvankelijk voorbehouden aan de Socialistische Partij. Maar die heeft sowieso dogmatische bezwaren tegen de markt dus dat maakte weinig indruk op onze bestuurders. Pas na brede maatschappelijke ophef over pyjamadagen en een apolitiek ‘manifest’ van sportcolumnist Hugo Borst over de behandeling van ouderen in verpleeg- en verzorgingshuizen moesten ook zij toegeven dat de onvrede dieper gaat dan dat.

Ouderenzorg

Longread

De paarse zorgkrokodil is terug

Na de decentralisatie stijgen de kosten in de ouderenzorg

Dit voorjaar dook Investico in de financiering van de ouderenzorg om erachter te komen wat er dan precies mis gaat sinds de verantwoordelijkheid voor die taak naar de gemeenten is verschoven en er tegelijk een bezuiniging werd doorgevoerd. We spraken Rob van Eijbergen, organisatieadviseur en deeltijdhoogleraar aan de VU in Amsterdam. Zorginstellingen moeten voldoen aan de tucht van de markt, constateerde hij. Elk jaar opnieuw moeten ze met elkaar de concurrentiestrijd aangaan om een contract te krijgen met de gemeente. Daardoor werken ze met minimale winstmarges en zijn ze vooral bezig met overleven. Tegelijkertijd moeten ze voldoen aan de bureaucratie van de overheid, die probeert grip te houden op de zorguitgaven en kwaliteit van de zorg. Die situatie is ‘het slechtste van twee werelden’, zei hij. ‘Marktwerking zonder vrijheid van de markt; en bureaucratie zonder de zekerheid van een overheid. Gesprekken tussen zorg- en gemeentebestuurders lopen in toenemende mate via accountants. Een bizarre, perverse ontwikkeling.’

En als die markt dan eens kansen biedt voor de burger of zorgconsument, dan wil iedereen er zo snel mogelijk vanaf, ontdekten we. Vanwege bijvoorbeeld de vrije artsenkeuze kunnen patiënten kiezen voor een zorgaanbieder die geen contract heeft met hun zorgverzekeraar. Dat pakt soms onvoordelig uit voor de verzekeraars die bij niet-gecontracteerde zorginstellingen minder grip hebben op de kosten. Toch is de zorgverzekeraar verplicht om in elk geval een deel van die zorgkosten – zo’n 75 procent – te vergoeden.

Drie jaar geleden probeerde het ministerie die wet al te wijzigen om deze vrije marktkeuze te beperken. Het plan sneuvelde in de Eerste Kamer. Toen gooiden de verzekeraars het over een andere boeg. Wijkverplegers zonder contract zouden geen indicaties meer mogen stellen – en dus niet meer mogen beoordelen hoeveel zorg ouderen nodig hebben. Doen ze dat wel, dan leidt het tot fraude, zei verzekeraar Zilveren Kruis. Hoe erg dan wel? Volgens cijfers van Zorgverzekeraars Nederland is vorig jaar voor twee miljoen euro aan fraude vastgesteld. Op de 3,5 miljard die jaarlijks aan wijkverpleging wordt uitgegeven, is dat 0,05 procent.

Welke loyale, betrokken beleidsmakers helpen een dogmatisch op de markt gefixeerde minister aan maatregelen en argumenten, terwijl ze weten dat die niet werken of onrechtvaardig uitpakken? De loyaliteit waarover Herman Tjeenk Willink schreef, komt niet altijd spontaan. Zeker niet bij uitvoerders, controleurs en toezichthouders die zelf soms óók vinden dat ze aanlopen tegen een misstand waarover ze de samenleving graag zouden inlichten. Dat mogen ze niet, weten ze. Het veroorzaakt ruzie met de baas of met ‘de politiek’. Bovendien zetten ze hun baan op het spel, want in vrijwel elk arbeidscontract staat een bepaling over geheimhoudingsplicht. De ambtenarenwet is er duidelijk over: wie meent dat een misstand niet of gebrekkig wordt aangepakt moet daar publiekelijk zijn mond over houden. Ambtenaren hebben zwijgplicht.

Rotterdam

Maar betekent dit dat zij altijd hun mond moeten houden? Natuurlijk niet. Neem het verhaal van de Rotterdamse ambtenaar die vier jaar geleden ontdekte dat een moskee in de gemeente zich gaandeweg had omgevormd tot internaat en ook nog een kapper en winkel had gehuisvest in het gebouw. Dat internaat, waar ’s nachts kinderen sliepen, was brandonveilig en voor de winkels had men geen vergunning. Politiek kreeg de moskee rugdekking van de deelgemeente. Deze ambtenaar deed eerst melding bij de gemeentelijke ombudsman, die er nauwelijks werk van maakte. Toen vertelde hij zijn verhaal aan NRC Handelsblad en RTV Rijnmond, waarna er wél inhoudelijke maatregelen werden genomen. Een daarvan was het aanzeggen van strafontslag voor de betreffende ambtenaar.

Het is een verhaal waarachter de bange bestuurselite zich kan verschuilen. Zie je wel: als klokkenluider word je ontslagen. Wie wil er nou in een caravan eindigen? Maar dat was niet het einde van het verhaal. Begin 2014 oordeelde de Rotterdamse rechter dat de ambtenaar juist prima had gehandeld door naar genoemde media te stappen. De geheimhoudingsplicht in de ambtenarenwet is niet absoluut. Volgens de grondwet heeft iedereen recht op vrijheid van meningsuiting, zonder inmenging van enig openbaar gezag. Soms is het geen plichtsverzuim om de geheimhouding te schenden, maar juist omgekeerd, door dat niet te doen. ‘Het publieke belang van de onthulling, de mate van authenticiteit van de informatie en het feit dat de betrokkene te goeder trouw handelde’, dit alles pleitte in het voordeel van de klokkenluider.

Daar zit het probleem: de Nederlandse elite beseft te weinig dat ze ‘iemands’ elite is. Ze staan niet ten dienste van een abstract systeem, zoals de markt, maar moeten opkomen voor iemands belang: een publiek belang. Wie zo hoog in de boom zit heeft de dure plicht om ons te vertellen wat hij ziet, en op ons af ziet komen. Wanneer we de elite oproepen om aan het werk te gaan, bedoelen we dus beslist niet efficiënter werken. Liever wat minder efficiënt, wat minder loyaal: dwarser, vervelender, knorriger. Schop eens herrie, schrijf eens een stuk in de krant. Kijk eens om je heen, of er in die ivoren toren van je toevallig ook een noodklok hangt. U kunt ons vinden op platform-investico.nl.

Dit essay schreven Thomas Muntz en Jeroen Trommelen ter ere van het jubileumnummer van De Groene Amsterdammer met als thema: ‘De elite bestaat en ze heeft een taak’.

Auteurs

210506-Investico – Portret Thomas_RT-01 klein

Thomas Muntz

Hoofdredacteur

Thomas Muntz is hoofdredacteur van Investico en doceert in de jaarlijkse masterclass onderzoeksjournalistiek. Voor Investico schreef hij de …
Profiel-pagina

Jeroen Trommelen

Hoofdredacteur Investico

Jeroen Trommelen is hoofdredacteur van Investico. Hij is onderzoeksjournalist, auteur van journalistieke boeken en voormalig bestuurder en …
Profiel-pagina