Tussen 2003 en 2009 maakte deze relatief kleine corporatie grootse plannen. Rentree zou voor zevenhonderd miljoen euro verloederde buurten tot droomwijken transformeren. De corporatie beloofde niet alleen honderden nieuwe huurwoningen, maar ook zorgcentra, koophuizen en investeringen in wegen, pleinen en parken. In 2009 bleek die woondroom een waanidee. Alle plannen konden in de prullenbak, werk in uitvoering werd stilgelegd. De directeur verloor zijn baan, de corporatie 65 miljoen euro.
Hoe gaat het vier jaar later met de Deventer woningcorporatie? De Groene Amsterdammer liep een week mee en zag een woningcorporatie die zichzelf opnieuw heeft uitgevonden, maar waar twijfel over de toekomst alomtegenwoordig is en verwachtingen naar beneden bijgesteld moeten worden.
De Stadsdichter
Prachtwijk noem je het dus maar, daar waar het
vuil zich ophoopt, moeders hun kinderen
binnenhouden, mensen zich verschuilen
voor elkaar, scootertjes jankend door de
straten razen, projecten worden afgeblazen,
huizen dichtgetimmerd zijn en nergens
is stilte, rust of welbehagen en leefbaarheid
is er maar een holle kreet.
De beste stuurlui staan meestal aan de wal
maar niet in de Rivierenwijk of aan de IJssel.
Stadsdichter Lammert Voos schrijft al jaren over de Rivierenwijk die prachtwijk worden zou, maar waar vooralsnog meer puin dan pracht valt te aanschouwen. Toenmalig corporatiedirecteur Rinie Teuben schetste vijf jaar geleden weidse woonvisioenen voor de Rivierenwijk, maar die bleken onhaalbaar want onbetaalbaar. Inmiddels is er een nieuwe directeur, zijn de plannen herschreven en zijn de bouwactiviteiten met drie jaar vertraging eindelijk van start gegaan.
Aan een hekwerk in de Rivierenwijk hangen de geplastificeerde dichtregels van Lammert Voos als uiting van zowel nieuwe hoop als diepgeworteld wantrouwen.
Breek af, bouw op,
maar laat de ziel van de wijk ongemoeid.
De woorden vernieuwing en vernieling
schelen immers maar een paar letters (…)
In gelul kan men nog steeds niet wonen.
De directeur
‘Toen ik in 2010 in dienst trad, hadden we niet alleen een financiële crisis, maar ook een vertrouwenscrisis’, blikt Liesbeth van Asten – wilde haardos, vlot gekleed – in haar directeurskamer terug. Van Asten is de opvolger van Rinie Teuben. ‘We kwamen iedereen slecht nieuws brengen’, zegt ze over haar eerste maanden bij Rentree. Huurders moesten jaren langer op hun beloofde nieuwe keuken wachten. Met de gemeente moest opnieuw onderhandeld worden, want de corporatie trok zich terug uit infrastructuurprojecten. Van Asten: ‘Terug naar de basis, dat was ons motto.’ Na drie jaar van onderhandelen, nieuwe plannen schrijven en saneren, zijn de financiën verbeterd, is de relatie met de gemeente hersteld en koesteren huurders voorzichtig nieuwe hoop. De corporatie kreeg een nieuw logo, een nieuwe slogan – ‘Thuis in Deventer’ – en verving veel personeel. Maar door alle Haagse heffingen en de ingestorte huizenmarkt ziet de toekomst er niet rooskleurig uit. Rentree moet jaarlijks ruim twee miljoen euro verhuurdersheffing betalen aan het Rijk en tientallen huizen verkopen om geld te verdienen voor investeringen in probleemwijken zoals de Rivierenwijk.
De teamleider sociaal beheer
Investeren met de rem erop, dat is de nieuwe realiteit voor woningcorporaties. Ook het sociale takenpakket van corporaties staat onder zware druk. Bij Rentree worden de buurtbeheerders bijvoorbeeld wegbezuinigd. Hun taken worden deels overgenomen door medewerkers die ‘woonmakelaar’ heten. Op de kamer van teamleider sociaal beheer Ingrid Kuperus, die al vijftien jaar het sociale geweten van de corporatie is, praten we over de toekomst van het takenpakket van woningcorporaties. Kuperus is onder andere verantwoordelijk voor de bestrijding van huurachterstanden en illegale hennepteelt. Bovendien signaleert ze problemen in de hulpverlening, maar dat moet binnenkort met minder mensen. Op de dag van ons bezoek voert Kuperus troostgesprekken met personeelsleden die te horen hebben gekregen dat er voor hen bij Rentree geen toekomst is. De corporatie krimpt nog dit jaar van 46 naar 36 voltijdbanen. Kuperus ziet het allemaal met lede ogen aan. ‘Het is allemaal zo kortzichtig’, verzucht ze. ‘Het sociale werk van corporaties wordt onderschat. Het kabinet wil dat zorgbehoevende mensen langer thuis blijven wonen. Die zitten vaak in corporatiewoningen. Maar corporaties mogen niets meer doen achter de voordeur en de gemeenten hebben weinig geld. Over vier jaar zitten we hier weer om te kijken hoe corporaties zorgbehoevende bewoners kunnen helpen.’
De projectopzichter
‘Je kunt woningen niet los zien van de mensen die erin leven’, zegt Iwan Bodde, een bouwkundige met Twentse tongval. Als bouwkundig toezichthouder is Bodde verantwoordelijk voor de renovatie en nieuwbouwprojecten van Rentree. In stevige werkschoenen met stalen neuzen lopen we door volksbuurt Het Rode Dorp. Bouwverkeer rijdt af en aan. Na jaren van uitstel worden hier 250 kleine arbeiderswoningen uit de jaren dertig eindelijk opgeknapt. Huurders krijgen een nieuwe keuken, badkamer en verbeterde isolatie. Maar ‘waardering krijg je amper’, zegt Bodde. Bewoners klagen dat beloften uit het verleden niet worden waargemaakt en het toegezonden informatiepakket belandde soms ongelezen in de prullenbak. ‘Mensen hier hebben grote sociale en financiële problemen’, legt Bodde uit. ‘Sommigen kunnen amper lezen. Ze krijgen een uitkering of verdienen het minimumloon. Bij het strippen van de woningen ontdekten we geregeld sporen van hennepinstallaties.’ Na een renovatie die tien dagen duurt, kunnen de woningen er weer dertig jaar tegenaan. Maar of dat ook voor de bewoners geldt? ‘Mensen verloederen misschien nog wel meer dan hun buurten’, stelt Bodde. Bewoners hebben straks een nieuwe keuken, maar nog steeds weinig geld of toekomstperspectief.
De idealistische oud-directeur
Volgens Peter Waltmann, die Rentree en haar voorganger, het gemeentelijk woningbedrijf, van 1989 tot 2003 leidde, heeft ‘de volkshuisvesting haar ideaal van volksverheffing verloren’. In Waltmanns herinnering waren de jaren negentig, kort na de verzelfstandiging van woningcorporaties, ‘gouden tijden’. ‘We gingen nieuwe diensten aanbieden, zoals verzekeringen en snel internet, niet omdat we er geld mee wilden verdienen, maar omdat we als corporatie inkoopvoordeel met onze huurders wilden delen. Na mijn tijd is dat allemaal veranderd. Rentree ging nevenactiviteiten ontplooien uit winstbejag en de huurders werden buitenspel gezet. De hele volkshuisvesting dreigt nu aan verzakelijking en verstarring ten onder te gaan. Er is geen ruimte meer voor creativiteit en bevlogenheid. De sector wordt financieel volledig uitgeknepen.’
De huurders
Volgens Waltmann is de oplossing eenvoudig. ‘Stel de huurders weer centraal. Geef inspraak en invloed, bijvoorbeeld door hen leden van de Raad van Toezicht te laten benoemen en verantwoordelijk te houden’. Maar huurders blijken moeilijk te mobiliseren, constateert Henk Kelder. Hij woont al sinds de jaren zeventig in Deventer en maakt vanaf 1989 deel uit van de bewonersvertegenwoordiging. ‘De vorige directeur, Rinie Teuben, hield niet van tegenspraak. We werden gehoord, maar er werd niet geluisterd. Ik heb ruzie gehad, over de jaarrekening die niet te begrijpen was, of over projecten die elke maand veranderden. Toen werd mij de toegang tot het corporatiekantoor ontzegd.’ Teubens opvolger, Liesbeth van Asten, heeft in de afgelopen jaren nadrukkelijk de dialoog gezocht, maar de tijden zijn onmiskenbaar veranderd. Er is minder geld, de corporatie heeft op te grote voet geleefd en bewoners hebben te hoge verwachtingen gekregen.
De toezichthouder
‘We hebben een samenleving gecreëerd waarin we mensen rechten geven en pas later kijken waar we het geld vandaan halen’, verklaart Ad Huijsmans tijdens een urenlang gesprek over de toekomst van de volkshuisvesting. Huijsmans, een sigaar rokende oud-ziekenhuisbestuurder met een grote betrokkenheid bij de volkshuisvesting, is sinds 2010 voorzitter van de raad van toezicht van Rentree. We treffen elkaar in het chique restaurant De Hermitage in Zeist. ‘Corporaties hadden weliswaar het beste voor met arme mensen, maar keken zelden naar de simpele vraag hoe huurders al die mooie, grote woningen en groenvoorzieningen konden betalen.’ Hoe goede bedoelingen tot onverantwoorde investeringen konden leiden, werd bij Rentree duidelijk. Huijsmans herinnert zich ‘heel vervelende gesprekken’ nadat Rentree haar ambitieuze plannen moest bijstellen. ‘Veel gemeentebestuurders hebben jarenlang meegedaan aan een cultuur waarin de corporatie vooral flappentap was. Die moesten allemaal een andere realiteit accepteren.’
Vóór de verzelfstandiging subsidieerde de overheid alle corporatietekorten weg. Daarna konden corporaties hun broek ophouden zolang de huizenprijzen stegen. Maar corporaties maakten wel steeds meer schulden. ‘Corporaties hebben een onhoudbaar businessmodel’, stelt Huijsmans. Het wordt bovendien erger in plaats van minder erg. ‘Huizen verkopen wordt steeds moeilijker, corporaties moeten meer belasting en hoge heffingen betalen. We hebben bovendien toezichthoudende organen gecreëerd zonder daadwerkelijke beslissingsbevoegdheden. Ook al zijn er tien governance-codes, er blijven problemen komen. Het zit hem in het gedrag, en de kennis van zaken, van bestuurders en commissarissen. In een ongezond stelsel hebben grijze muizen en incapabele bestuurders vrij spel.’ Of er nog hoop is? Misschien wel. ‘Pas nu de crisis zich steeds verder verdiept, zie je, voor het eerst in de corporatiesector, dat bestuurders durven denken over andersoortig wonen, over anders bouwen: goedkoper, kleiner.’ Er zijn nog vele verwachtingen bij te stellen. Rentree heeft daar voorzichtig een begin mee gemaakt.